Werkbalk Eigenschappen tekenobjecten
U kunt de werkbalk Eigenschappen tekenobjecten zien in Writer en Calc. Selecteer het menu Beeld - Werkbalken - Eigenschappen tekenobjecten. De besturingselementen worden ingeschakeld als een tekenobject is geselecteerd. U zult standaard enkele verschillende pictogrammen zien, afhankelijk van het feit of het huidige document een tekstdocument is of een werkblad.
Stelt de opmaakopties voor de geselecteerde lijn in.
Opent de werkbalk Pijlpunten. Gebruik de symbolen om de stijl voor het einde van de geselecteerde lijn te definiëren.
Selecteer de lijnstijl die u wilt gebruiken.
Selecteer de dikte van een lijn. U kunt een maateenheid toevoegen. Een lijndikte van 0 resulteert in een haarlijn met een dikte van één pixel in het uitvoermedium.
Selecteer een kleur voor de lijn.
Stelt de vuleigenschappen van het geselecteerde tekenobject in.
Selecteer het type vulling dat u op het geselecteerde tekenobject wilt toepassen.
Roteert het geselecteerde object.
Hiermee kunt u schakelen tussen verankeringsopties.
Plaatst het geselecteerde object vóór de tekst.
Plaatst het geselecteerde object achter de tekst.
Plaatst het geselecteerde object boven in de stapelvolgorde, zodat het object zich vóór de andere objecten bevindt.
Plaatst het geselecteerde object achter in de stapelvolgorde, zodat het object zich achter de andere objecten bevindt.
Uitlijning
Wijzigt de uitlijning van geselecteerde objecten.