LibreOffice 24.8 Help
Toont of verbergt het Navigator-venster, waar u snel naar verschillende delen van uw document kunt springen.
Gebruik de Navigator om elementen uit het huidige document of andere geopende documenten in te voegen en hoofddocumenten te ordenen.
Om een item in de Navigator te bewerken, klikt u met rechts op het item en kiest u vervolgens een opdracht uit het contextmenu.
U kunt de Navigator vastzetten aan de rand van uw werkruimte.
Versleep de titelbalk om de navigator te verplaatsen.
Om de Navigator vast te zetten, sleept u de titelbalk naar de linker-, rechter- of onderrand van de werkruimte. Houd de toets CommandCtrl ingedrukt om de Navigator los te koppelen en dubbelklik op een grijs gebied van de Navigator.
Klik op het uitbreidingspictogram (+) naast een categorie in de Navigator om de items in de categorie te bekijken. Klik op een uitgevouwen categorie om deze samen te vouwen.
Om het aantal items in een categorie te bekijken, plaatst u uw muisaanwijzer op de categorie in de Navigator.
Om naar een item in het document te gaan, dubbelklikt u op het item in de Navigator.
Om naar het volgende of vorige item in een document te gaan, gebruikt u de lijst Navigeren op om de itemcategorie te selecteren, en klik vervolgens op de pijlen Vorige of Volgende.
De navigator toont de overeenkomst tussen het huidige documentcursorlocatie-element en de navigatorweergave, volgens verschillende categorieën: Koppen, Tabellen, Hyperlinks en meer. Het element wordt weergegeven en gemarkeerd in de Navigator-inhoudsweergave. Als het element zich in een ingevouwen laag bevindt, worden de vereiste lagen erboven automatisch uitgevouwen en blijven daarna uitgevouwen.
Documentelementen worden gemarkeerd door hun kleur op de weergegeven pagina om te keren wanneer de naam van het item in de Navigator wordt geplaatst. Dit maakt het mogelijk om de aandacht te vestigen op het element dat zweeft in de Navigator.
Gebruik het selectievak om te kiezen welk type item moet worden genavigeerd, wanneer u de knoppen Vorige en Volgende gebruikt.
Springt naar het vorige item in het document. Als u het type item wilt opgeven waarnaar u wilt springen, klikt u op de lijst Navigeren op en vervolgens op een itemcategorie, bijvoorbeeld "Afbeeldingen".
Vorig item
Springt naar het volgende item in het document. Als u het type item wilt opgeven waarnaar u wilt springen, klikt u op de lijst Navigeren op en vervolgens op een itemcategorie, bijvoorbeeld "Afbeeldingen".
Volgend item
Typ het nummer van de pagina waarnaar u wilt springen en druk op Enter. Gebruik de draaiknoppen om te navigeren.
Schakelt tussen de weergave van alle categorieën in de Navigator en de geselecteerde categorie.
Inhoud navigatie-weergave
Contextmenu's gebruiken een selectie van opdrachten die u op deze helppagina vindt. De opdrachten in een contextmenu veranderen, afhankelijk van de categorie of het item dat is geselecteerd.
Een verborgen sectie in een document wordt grijs weergegeven in de Navigator en geeft de tekst "verborgen" weer wanneer u de muisaanwijzer erop laat rusten. Hetzelfde geldt voor de kop- en voettekstinhoud van pagina-opmaakprofielen, die niet in een document worden gebruikt, en verborgen inhoud in tabellen, frames, afbeeldingen, OLE-objecten en indexen.
Schakelt tussen modelweergave en normale weergave als er een hoofddocument openstaat.
Wissel naar modelweergave
Verplaatst de cursor naar de koptekst, of van de koptekst naar het tekstgebied van het document.
Koptekst
Verplaatst de cursor naar de voettekst, of van de voettekst naar het tekstgebied van het document.
Voettekst
Springt tussen de tekst van de voetnoot en het anker van de voetnoot.
Anker<->Tekst
Klik hier om een herinnering in te stellen op de huidige cursorpositie. U kunt maximaal vijf herinneringen definiëren. Om naar een herinnering te gaan, klikt u op de lijst Navigeren op, selecteert u en klikt u vervolgens op Vorige of Volgende.
Herinnering instellen
Herinneringen worden genavigeerd in de volgorde waarin ze zijn ingesteld. Herinneringen worden niet opgeslagen wanneer een document wordt gesloten.
Klik op het pictogram bovenaan de Navigator of klik met rechts op een kop in het Navigator-venster en kies vervolgens hoeveel niveaus van koppen u wilt weergeven in het gedeelte Koppen van het Navigator-venster.
Kies bijvoorbeeld 1 om alleen koppen met overzichtsniveau 1 weer te geven. Kies 3 om koppen tot overzichtsniveau 3 weer te geven; kies 10 om alle koppen weer te geven.
Weergeven tot overzichtsniveau
Toont of verbergt de Navigator-lijst.
Keuzelijst aan/uit
Verhoogt het overzichtsniveau van de geselecteerde kop en de koppen die onder de kop voorkomen, met één. Houd CommandoCtrl ingedrukt om alleen het overzichtsniveau van de geselecteerde kop te verhogen en klik dan op dit pictogram.
Overzichtsniveau omhoog
Verlaagt het overzichtsniveau van de geselecteerde kop en de koppen die onder de kop staan, met één. Houd CommandoCtrl ingedrukt om alleen het overzichtsniveau van de geselecteerde kop te verlagen en klik dan op dit pictogram.
Overzichtsniveau omlaag
Verplaatst de geselecteerde kop en de tekst onder de kop een koppositie omhoog in de Navigator en in het document. Houd CommandoCtrl ingedrukt om alleen de geselecteerde kop te verplaatsen en niet de tekst die bij de kop hoort en klik dan op dit pictogram.
Kop een niveau omhoog
Verplaatst de geselecteerde kop en de tekst onder de kop, één kop naar beneden in de Navigator en in het document. Houd CommandoCtrl ingedrukt om alleen de geselecteerde kop te verplaatsen en niet de tekst die bij de kop hoort en klik dan op dit pictogram.
Kop een niveau omlaag
Als u de volgorde van koppen en hun bijbehorende tekst in uw document snel wilt wijzigen, selecteert u de categorie "Koppen" in de lijst en klikt u op het pictogram Inhoud tonen. U kunt nu via slepen en neerzetten de volgorde van inhoud wijzigen.
Stelt de opties in voor het slepen en neerzetten om items in te voegen van de Navigator naar een document, als een koppeling. Klik op dit pictogram en kies dan de optie die u wilt gebruiken.
Sleepmodus
Maakt een hyperlink wanneer u een item via slepen en neerzetten in het huidige document plaatst. U kunt op de hyperlink klikken om naar het betreffende item te springen.
Voegt het geselecteerde item dat u in het document hebt gesleept, als koppeling in. Tekst wordt als beveiligde secties ingevoegd. De inhoud van de koppeling wordt automatisch bijgewerkt wanneer de bron gewijzigd wordt. Kies Extra - Bijwerken - Koppelingen om de koppelingen in een document handmatig bij te werken. U kunt geen koppelingen voor afbeeldingen, OLE-objecten, verwijzingen en indices maken.
Voegt een kopie van het geselecteerde item in op de plaats waar u in het huidige document sleept en neerzet. U kunt kopieën van afbeeldingen, OLE-objecten, verwijzingen en indices niet slepen en neerzetten.
Toont de namen van alle geopende tekstdocumenten. Wilt u de inhoud van een document in het Navigator-venster bekijken, dan selecteert u de naam van het document in de lijst. Het huidige document dat in de Navigator wordt weergegeven, wordt aangeduid met het woord "actief" na zijn naam in de lijst.
Stelt de modus voor het volgen van omtrekken in Navigator in. Deze functie is alleen van toepassing op overzichtsitems onder
in het Inhoudsweergave frame van de Navigator. Om de modus te zien, in te schakelen of te wijzigen, klikt u met rechts op of een item onder Koppen en kiest u . De geselecteerde modus wordt op het hele document toegepast.In de modus
en , selecteert de Navigator automatisch de dichtstbijzijnde kop vóór de huidige cursorpositie in het document.In de modus
wordt de weergave van overzichtsitems in Navigator nooit gewijzigd, alleen wordt een overzichtsitem geselecteerd.In de modus
toont Navigator alleen de koppen voor het geselecteerde overzichtsniveau, relatief ten opzichte van het volgende hogere overzichtsniveau. Als bijvoorbeeld een kop van niveau 2 is geselecteerd, worden alle koppen van niveau 2 onder dezelfde kop van niveau 1 weergegeven, terwijl koppen van niveau 3-10 (onder dezelfde kop van niveau 1) worden samengevouwen. Andere koppen die niet onder dezelfde kop van niveau 1 vallen, zijn ook samengevouwen.Kies
Om Overzicht bijhouden uit te schakelen.Kopieert de kop en de inhoud die op de kop volgt tot de volgende kop met hetzelfde overzichtsniveau. Deze inhoud omvat alinea's met overzichtsniveau 'Geen' en koppen met een overzichtsniveau dat hoger is dan de gekopieerde kop. U kunt de inhoud op een andere plaats in het document plakken.
Verwijdert de Kop en de inhoud die volgt op de Kop tot aan de volgende Kop met hetzelfde overzichtsniveau. Deze inhoud omvat alinea's met overzichtsniveau 'Geen' en Koppen met een overzichtsniveau hoger dan de verwijderde Kop.
Selecteert de Kop en de inhoud die volgt op de Kop tot aan de volgende Kop met hetzelfde overzichtsniveau. Deze inhoud omvat alinea's met overzichtsniveau 'Geen' en Koppen met een overzichtsniveau hoger dan de geselecteerde Kop.
Selecteer het document dat u wilt bekijken.
Bewerk de eigenschappen van het geselecteerde object.
Hernoemt het geselecteerde object. Bij het maken van het object wijst LibreOffice een unieke naam toe aan het object in het document.
Verwijdert de geselecteerde tabel.
Schakel dit selectievakje in om tabellen op te nemen wanneer wijzigingen worden bijgehouden.
Verwijdert het frame en de volledige inhoud ervan.
Schakel dit selectievakje in om frames te markeren om wijzigingen bij te houden.
Schakel dit selectievakje in om secties te markeren om wijzigingen bij te houden.
Verwijdert de afbeelding.
Schakel dit selectievakje in om afbeeldingen te markeren om wijzigingen bij te houden.
Verwijdert het OLE-object.
Schakel dit selectievakje in om OLE-objecten te markeren om wijzigingen bij te houden.
Verwijdert de bladwijzer.
Schakel dit selectievakje in om bladwijzers te markeren om wijzigingen bij te houden.
Verwijdert de hyperlink.
Schakel dit selectievakje in om hyperlinks te markeren om wijzigingen bij te houden.
Verwijdert de verwijzing.
Schakel dit selectievakje in om verwijzingen te markeren om wijzigingen bij te houden.
Werkt de index bij.
Verwijdert de index. De inhoud van de index wordt niet verwijderd, maar wordt niet meer als een index behandeld.
Vink dit vakje aan om handmatige bewerking van de inhoud van de index te voorkomen.
Verwijdert de index.
Schakel dit selectievakje in om indexen te markeren om wijzigingen bij te houden.
Verwijdert de notitie.
Schakel dit selectievakje in om notities te markeren om wijzigingen bij te houden.
Verwijdert het tekenobject.
Schakel dit selectievakje in om tekenobjecten te markeren om wijzigingen bij te houden.
Verwijdert het veld.
Schakel dit selectievakje in om velden te markeren om wijzigingen bij te houden.
Verwijdert voetnoten.
Schakel dit selectievakje in om voetnoten te markeren om wijzigingen bij te houden.
Verwijdert de eindnoot.
Schakel dit selectievakje in om eindnoten te markeren om wijzigingen bij te houden.
Sorteert alfabetisch alle vermeldingen in de geselecteerde categorie. Schakel deze optie uit om de vermeldingen te sorteren op basis van de volgorde waarin ze in het document verschijnen.
Vouwt de weergave van objecten onder de geselecteerde categorie uit of in. Namen van documentobjecten worden weergegeven onder het categorie-item. Klik op een item om naar het object in het document te springen.
Springt naar het geselecteerde object in het document.