LibreOffice 25.2 Help
Toont of verbergt het Navigator-venster. Gebruik de Navigator om snel tussen verschillende delen van het document te springen of tussen geopende bestanden te schakelen.
De Navigator is een vast te zetten venster.
Met het selectievak Navigeren op kunt u een categorie kiezen waarmee u door het document kunt navigeren, zoals pagina's, koppen, secties, objecten, velden, opmerkingen, de laatste zoekresultaten en de recentheid van de cursorpositie. U kunt vervolgens de pijlpictogrammen Vorige en Volgende gebruiken om de tekstcursor in het document op het vorige of volgende doel te plaatsen.
Springt naar het vorige item in het document. Als u het type item wilt opgeven waarnaar u wilt springen, klikt u op de lijst Navigeren op en vervolgens op een itemcategorie, bijvoorbeeld "Afbeeldingen".
Vorig item
Springt naar het volgende item in het document. Als u het type item wilt opgeven waarnaar u wilt springen, klikt u op de lijst Navigeren op en vervolgens op een itemcategorie, bijvoorbeeld "Afbeeldingen".
Volgend item
Typ het nummer van de pagina waarnaar u wilt springen en druk op Enter. Gebruik de draaiknoppen om te navigeren.
Schakelt tussen de weergave van alle categorieën in de Navigator en de geselecteerde categorie.
Inhoud navigatie-weergave
Contextmenu's gebruiken een selectie van opdrachten die u op deze helppagina vindt. De opdrachten in een contextmenu veranderen, afhankelijk van de categorie of het item dat is geselecteerd.
Een verborgen sectie in een document wordt grijs weergegeven in de Navigator en geeft de tekst "verborgen" weer wanneer u de muisaanwijzer erop laat rusten. Hetzelfde geldt voor de kop- en voettekstinhoud van pagina-opmaakprofielen, die niet in een document worden gebruikt, en verborgen inhoud in tabellen, frames, afbeeldingen, OLE-objecten en indexen.
Schakelt tussen modelweergave en normale weergave als er een hoofddocument openstaat.
Wissel naar modelweergave
Verplaatst de cursor naar de koptekst, of van de koptekst naar het tekstgebied van het document.
Koptekst
Verplaatst de cursor naar de voettekst, of van de voettekst naar het tekstgebied van het document.
Voettekst
Klik hier om een herinnering in te stellen op de huidige cursorpositie. U kunt maximaal vijf herinneringen definiëren. Om naar een herinnering te gaan, klikt u op de lijst Navigeren op, selecteert u Herinnering en klikt u vervolgens op Vorige of Volgende.
Herinnering instellen
Herinneringen worden genavigeerd in de volgorde waarin ze zijn ingesteld. Herinneringen worden niet opgeslagen wanneer een document wordt gesloten.
Klik op het pictogram bovenaan de Navigator of klik met rechts op een kop in het Navigator-venster en kies vervolgens hoeveel niveaus van koppen u wilt weergeven in het gedeelte Koppen van het Navigator-venster.
Kies bijvoorbeeld 1 om alleen koppen met overzichtsniveau 1 weer te geven. Kies 3 om koppen tot overzichtsniveau 3 weer te geven; kies 10 om alle koppen weer te geven.
Weergeven tot overzichtsniveau
Verhoogt het overzichtsniveau van de geselecteerde kop en de koppen die onder de kop voorkomen, met één. Houd CommandoCtrl ingedrukt om alleen het overzichtsniveau van de geselecteerde kop te verhogen en klik dan op dit pictogram.
Overzichtsniveau omhoog
Verlaagt het overzichtsniveau van de geselecteerde kop en de koppen die onder de kop staan, met één. Houd CommandoCtrl ingedrukt om alleen het overzichtsniveau van de geselecteerde kop te verlagen en klik dan op dit pictogram.
Overzichtsniveau omlaag
Verplaatst de geselecteerde kop en de tekst onder de kop een koppositie omhoog in de Navigator en in het document. Houd CommandoCtrl ingedrukt om alleen de geselecteerde kop te verplaatsen en niet de tekst die bij de kop hoort en klik dan op dit pictogram.
Kop een niveau omhoog
Verplaatst de geselecteerde kop en de tekst onder de kop, één kop naar beneden in de Navigator en in het document. Houd CommandoCtrl ingedrukt om alleen de geselecteerde kop te verplaatsen en niet de tekst die bij de kop hoort en klik dan op dit pictogram.
Kop een niveau omlaag
Als u de volgorde van koppen en hun bijbehorende tekst in uw document snel wilt wijzigen, selecteert u de categorie "Koppen" in de lijst en klikt u op het pictogram Inhoud tonen. U kunt nu via slepen en neerzetten de volgorde van inhoud wijzigen.
Voer de kolomletter in. Druk op de Enter-toets om de celcursor in de gespecificeerde kolom van dezelfde rij te plaatsen.
Voer het rijcijfer in. Druk op de Enter-toets om de celcursor in de gespecificeerde rij van dezelfde kolom te plaatsen.
Specificeert het huidige gegevens bereik, zoals aangegeven door de positie van de cel cursor.
Gegevensbereik
Verplaatst naar de cel naar het begin van het huidige gegevensbereik, welke u kunt markeren met de knop Gegevensbereik.
Begin
Verplaatst naar de cel naar het einde van het huidige gegevensbereik, welke u kunt markeren met de knop Gegevensbereik.
Einde
Schakelt de inhoudsweergave aan en uit. Alleen het geselecteerde Navigator-element en zijn subelementen worden weergegeven. Klik nogmaals op het pictogram om alle elementen te herstellen voor weergave.
Omschakelen
Toont alle beschikbare scenario's w. Dubbelklik op een naam om het scenario uit te voeren. Het resultaat van uw keuze wordt weergegeven in het blad. Voor meer informatie, kies Extra - Scenario's.
Scenario's
Als de Navigator scenario's weergeeft, kunt u de volgende opdrachten oproepen wanneer u met de rechtermuisknop op een scenario-item klikt:
Opent het dialoogvenster Scenario bewerken, waar u de scenario-eigenschappen kunt bewerken.
Opent het dialoogvenster Scenario bewerken, waar u de scenario-eigenschappen kunt bewerken.
Stelt de opties in voor het slepen en neerzetten om items in te voegen van de Navigator naar een document, als een koppeling. Klik op dit pictogram en kies dan de optie die u wilt gebruiken.
Sleepmodus
Maakt een hyperlink wanneer u een item via slepen en neerzetten in het huidige document plaatst. U kunt op de hyperlink klikken om naar het betreffende item te springen.
Voegt het geselecteerde item dat u in het document hebt gesleept, als koppeling in. Tekst wordt als beveiligde secties ingevoegd. De inhoud van de koppeling wordt automatisch bijgewerkt wanneer de bron gewijzigd wordt. Kies Extra - Bijwerken - Koppelingen om de koppelingen in een document handmatig bij te werken. U kunt geen koppelingen voor afbeeldingen, OLE-objecten, verwijzingen en indices maken.
Voegt een kopie van het geselecteerde item in op de plaats waar u in het huidige document sleept en neerzet. U kunt kopieën van afbeeldingen, OLE-objecten, verwijzingen en indices niet slepen en neerzetten.
Verwijdert het object of de categorie objecten die momenteel is geselecteerd in de boomstructuur Objecten.
Verwijderen
Als een kop subkoppen heeft die zijn samengevouwen in het deelvenster Objecten, worden de kop en alle bijbehorende subkoppen verwijderd. Als de kop wordt uitgevouwen in het venster Objecten, wordt alleen de geselecteerde kop verwijderd.
Als een categorie objecten wordt geselecteerd in het deelvenster Objecten, worden alle objecten in die categorie verwijderd. Als u bijvoorbeeld Tabellen selecteert en vervolgens op Verwijderen drukt, worden alle tabellen in het document verwijderd.
In de boomstructuur Objecten worden alle objecten in het huidige document per categorie weergegeven. Dubbelklik op een object of druk op Enter om ernaartoe te springen.
Klik op het pictogram ⯈ naast een categorie om deze uit te vouwen.
Klik op het pictogram ⯆ naast een categorie om deze samen te vouwen.
Klik met rechts op een object of categorie om toegang te krijgen tot extra opties in het contextmenu.
Klik met rechts op een object of categorie om toegang te krijgen tot de volgende opties:
Toont de namen van alle geopende documenten. Om naar een ander geopend document in de Navigator te gaan, klikt u op de documentnaam. De status (actief, inactief) van het document wordt tussen haakjes achter de naam weergegeven.
Stelt de opties voor slepen en neerzetten in voor het invoegen van items uit de Navigator in een document.
Toont de namen van alle geopende documenten. Om naar een ander geopend document in de Navigator te gaan, klikt u op de documentnaam. De status (actief, inactief) van het document wordt tussen haakjes achter de naam weergegeven.