Kies tabblad Opmaak - Titel - Randen (diagrammen).
Kies tabblad Opmaak - Legenda - Randen (diagrammen).
Kies Opmaak - As - Lijn (diagrammen).
Kies tabblad Opmaak - Raster - Lijn (diagrammen).
KIes tabblad Opmaak - Diagramwand - Randen (diagrammen).
Kies Opmaak - Diagrambodem - Randen (diagrammen).
Kies tabblad Opmaak - Diagramgebied - Randen (diagrammen).
Kies Beeld - Opmaakprofielen - open het contextmenu en kies Nieuw/Opmaakprofiel bewerken - Lijn (tabblad) (presentatiedocumenten).
Kies Opmaak - Tekstvak en vorm - Object - Lijn - Lijnstijlen (tabblad).
Kies Opmaak - Lijn
Kies Opmaak - Tekstvak en vorm - Lijn - tabblad Pijlstijlen.
Klik met rechts op een geselecteerd object en kies Lijn - tabblad Pijlstijlen.
Kies, op de werkbalk Eigenschappen van tekenobject, tabblad Pijlstijlen, Na klikken op
Kies, op de werkbalk Eigenschappen van tekenobject of Afbeelding, voor het tabblad Pijlstijlen, na het klikken op
Kies, op de werkbalk Afbeelding of Lijn en vlakvulling, voor het tabblad Pijlstijlen, na het klikken op
Lijn
Kies Opmaak - Tekstvak en vorm - Object - Vlak.
Op de werkbalk Lijn en opvulstijl klikt u op
Vlak
Kies Beeld - Opmaakprofielen (Command+TF11) - kies Alinea-, Frame- of Pagina-opmaakprofielen - open het contextmenu en kies Nieuw/Opmaakprofiel bewerken - Vlak (tabblad).
Kies het tabblad Tabel - Eigenschappen - Achtergrond. Selecteer het tabelobject - Cel, Rij of Tabel - waarvan de achtergrond gevuld moet worden.
Kies het tabblad Opmaak - Pagina-opmaakprofiel - Vlak.
Kies het tabblad Opmaak - Tekstvak en vorm - Vlak - Vlak
Kies Opmaakprofielen - Opmaakprofielen beheren (Command+TF11) - kies Cel- of Pagina-opmaakprofielen - open het contextmenu en kies Nieuw/opmaakprofiel bewerken - Vlak (tabblad).
Kies Opmaak - Pagina-opmaakprofiel - Vlak tabblad.
Kies het tabblad Opmaak - Cellen - Achtergrond
Kies het tabblad Opmaak - Object - Vlak - Vlak.
Kies het tabblad Opmaak - Opmaakprofiel - Opmaakprofiel bewerken - Vlak
Kies het tabblad Dia - Eigenschappen - Achtergrond
Kies Opmaak - Opmaakprofielen - Opmaakprofielen beheren (Command+TF11), kies Afbeeldings- of Presentatie-opmaakprofielen - open het contextmenu en kies Nieuw/Opmaakprofielen bewerken - Vlak (tabblad).
Kies het tabblad Opmaak - Object en vorm - Vlak - Vlak
Kies het tabblad Opmaak - Opmaakprofielen - Opmaakprofiel bewerken - Vlak
Kies Opmaak - Opmaakprofielen - Opmaakprofielen beheren (Command+TF11), kies Afbeeldings-opmaakprofielen - open het contextmenu en kies Nieuw/Opmaakprofiel bewerken - Vlak (tabblad).
Kies het tabblad Pagina - Eigenschappen - Achtergrond.
Kies het tabblad Opmaak - Vlak - Vlak
Kies het tabblad Opmaak - Titel - Vlak.
Kies het tabblad Opmaak - Legenda - Vlak.
Kies het tabblad Opmaak - Diagramwand - Vlak.
Kies het tabblad Opmaak - Diagrambodem - Vlak.
Kies het tabblad Opmaak - Diagramgebied - Vlak.
Bij het bewerken van een formulier:
Kies Beeld - Opmaakprofielen (Command+TF11) - kies Alinea-, Frame- of Pagina-opmaakprofielen - open het contextmenu en kies Nieuw/Opmaakprofiel bewerken - Vlak (tabblad).
Kies het tabblad Tabel - Eigenschappen - Achtergrond. Selecteer het tabelobject - Cel, Rij of Tabel - waarvan de achtergrond gevuld moet worden.
Kies het tabblad Opmaak - Pagina-opmaakprofiel - Vlak.
Kies het tabblad Opmaak - Tekstvak en vorm - Vlak - Vlak
Bij het bewerken van een rapport:
Kies het tabblad Opmaak - Pagina - Achtergrond.
Kies Beeld - Opmaakprofielen (Command+TF11) - kies Alinea-, Frame- of Pagina-opmaakprofielen - open het contextmenu en kies Nieuw/Opmaakprofiel bewerken - Vlak (tabblad).
Kies het tabblad Tabel - Eigenschappen - Achtergrond. Selecteer het tabelobject - Cel, Rij of Tabel - waarvan de achtergrond gevuld moet worden.
Kies het tabblad Opmaak - Pagina-opmaakprofiel - Vlak.
Kies het tabblad Opmaak - Tekstvak en vorm - Vlak - Vlak
Kies het tabblad Opmaak - Vlak - Transparantie (tekeningsdocumenten).
Kies Opmaak - Object en vorm - Vlak- Transparantie (tabblad) (presentatiedocumenten).
Kies het tabblad Opmaak - Diagramwand - Transparantie (diagramdocumenten).
Kies het tabblad Opmaak - Diagramgebied - Transparantie (diagramdocumenten).
Kies het tabblad Opmaak - Diagrambodem - Transparantie (diagramdocumenten).
Kies het tabblad Opmaak - Titel - Alle titels - Transparantie (diagramdocumenten).
Kies het tabblad Opmaak - Titel - Hoofdtitel - Transparantie (diagramdocumenten).
Kies het tabblad Opmaak - Titel - Subtitel - Transparantie (diagramdocumenten).
Kies het tabblad Opmaak - Titel - Titel (X-as) - Transparantie (diagramdocumenten).
Kies het tabblad Opmaak - Titel - Titel (Y-as) - Transparantie (diagramdocumenten).
Kies het tabblad Opmaak - Titel - Titel (Z-as) - Transparantie (diagramdocumenten)
Kies het tabblad Opmaak - Objecteigenschappen - Gegevenspunt - Transparantie (diagramdocumenten).
Kies het tabblad Opmaak - Objecteigenschappen - Gegevensseries - Transparantie (diagramdocumenten).
Kies het tabblad Opmaak - Alinea - Transparantie.
Kies Beeld - Opmaakprofielen - open het contextmenu van een item en kies Nieuw/Opmaakprofiel bewerken - Transparantie (tabblad).
Kies het tabblad Opmaak - Tekstvak en vorm - Object - Vlak - Schaduw.
Kies het tabblad Opmaak - Tekstvak en vorm - Object - Vlak - Kleurverloop.
Kies het tabblad Opmaak - Tekstvak en vorm - Object - Object en vorm - Vlak - Arcering.
Kies het tabblad Opmaak - Pagina-opmaakprofiel - VlakKies het tabblad Pagina - Eigenschappen - AchtergrondKies het tabblad Dia - Eigenschappen - Achtergrond - Arcering.
Kies Opmaak - Tekstvak en vorm - Object - Vlak - Afbeelding (tabblad).
Kies Opmaak - Tekstvak en vorm - TekstattributenObject - Tekst - Tekst.
Kies het tabblad Opmaak - Tekstvak en vorm - TekstattributenObject - TextObject en vormTekst - Tekst.
Kies het tabblad Opmaak - Tekstvak en vorm - Tekstattributen Object - TekstTekst - Tekstanimatie.
Kies Opmaak - Tekstvak en vorm - Object - Positie en grootte.
F4 toetsF4 toets
Positie en grootte
Op de Menubalk:
Kies Opmaak - Naam.
In het contextmenu:
Kies Naam.
Vanuit de gebruikersinterface met tabbladen:
In het menu Afbeelding op het tabblad Afbeelding, kies Naam.
In het menu Object op het tabblad Object, kies Naam.
Op de Menubalk:
Kies Opmaak - Alternatieve tekst.
Vanuit de gebruikersinterface met tabbladen:
In het menu Afbeelding van het tabblad Afbeelding, kies Alternatieve tekst.
In het menu Object van het tabblad Object, kies Alternatieve tekst.
Klik op tekstvak of vorm om te selecteren en dan ...
Kies het tabblad Opmaak - Tekstvak en vorm - Object - Object en vorm - Positie en grootte - Positie en grootte.
Open het contextmenu voor het geselecteerde object - kies het tabblad Positie en grootte - Positie en grootte.
Menupictogram Positie en grootte
Druk op F4 na selectie om het tabblad direct te openen.
Kies het tabblad Opmaak - Tekstvak en vorm - Object - Positie en grootte - Draaiing.
Draaien
Kies het tabblad Opmaak - Tekstvak en vorm - Object - Positie en grootte - Helling en hoekradius.
Kies het tabblad Opmaak - Tekstvak en vorm - Object - Positie en grootte - Toelichtingen. Dit is alleen beschikbaar voor toelichtingen in tekstvakken, niet voor toelichtingen met aangepaste vormen.
Op de Menubalk:
Kies Bewerken - Puntbewerkingsmodus.
In het contextmenu:
Puntbewerkingsmodus
Vanuit de gebruikersinterface met tabbladen:
Kies Tekening - Puntbewerkingsmodus.
In het menu Tekening van het tabblad Tekening, kies Puntbewerkingsmodus.
Vanuit de werkbalken:
Puntbewerkingsmodus
Vanaf het toetsenbord:
F8
Vanaf het toetsenbord:
F8
Kies Opmaak - Teken (tekenfuncties).
Open het contextmenu - kies Teken.
Open het contextmenu - kies Grootte.
Open het contextmenu - kies Stijl.
Op de Menubalk:
Kies Opmaak - Tekst - Vet.
Vanuit de gebruikersinterface met tabbladen:
Kies Tekst - Vet.
Kies Start - Vet.
Vanuit de werkbalken:
Vet
Op de Zijbalk:
Kies Eigenschappen - Teken - Vet.
Vanaf het toetsenbord:
CommandCtrl+B
Op de Menubalk:
Kies Opmaak - Tekst - Cursief.
Vanuit de gebruikersinterface met tabbladen:
Kies Tekst - Cursief.
Kies Start - Cursief.
Vanuit de werkbalken:
Cursief
Op de Zijbalk:
Kies Eigenschappen - Teken - Cursief.
Vanaf het toetsenbord:
CommandCtrl+I
Op de Menubalk:
Kies Opmaak - Tekst - Onderstrepen.
Kies Opmaak - Tekst - Dubbel onderstrepen.
Vanuit de gebruikersinterface met tabbladen:
Kies Tekst - Onderstrepen.
Kies Start - Onderstrepen.
Vanuit de werkbalken:
Onderstrepen
Op de Zijbalk:
Kies Eigenschappen - Teken - Onderstrepen.
Vanaf het toetsenbord:
CommandCtrl+D (Dubbel onderstrepen).
Op de Menubalk:
Kies Opmaak - Tekst - Doorhalen.
Vanuit de gebruikersinterface met tabbladen:
Kies Tekst - Doorhalen.
Kies Start - Doorhalen.
Vanuit de werkbalken:
Doorhalen
Op de Zijbalk:
Kies Eigenschappen - Teken - Doorhalen.
Op de Menubalk:
Kies Opmaak - Tekst - Streep boven.
Vanuit de gebruikersinterface met tabbladen:
Kies Tekst - Streep boven.
In het menu Tekst op het tabblad Tekst, kies Streep boven.
In het menu Start van het tabblad Start, kies Streep boven.
Vanuit de werkbalken:
Streep boven
Op de Menubalk:
Kies Opmaak - Tekst - Schaduw.
Vanuit de gebruikersinterface met tabbladen:
Kies Tekst - Schaduw.
In het menu Tekst van het tabblad Tekst, kies Schaduw.
Kies Start - Schaduw.
In het menu Start van het tabblad Start, kies Schaduw.
Vanuit de werkbalken:
Schaduw
Op de Zijbalk:
Kies Eigenschappen - Teken - Schaduw.
Op de Menubalk:
Kies Opmaak - Tekst - Lettertype-effect voor overzicht.
Vanuit de gebruikersinterface met tabbladen:
In het menu Tekst van het tabblad Tekst, kies Lettertype-effect voor overzicht.
In het menu Start van het tabblad Start, kies Lettertype-effect voor overzicht.
Vanuit de werkbalken:
Lettertype-effect voor overzicht
Op de Menubalk:
Kies Opmaak - Tekst - Superscript.
Vanuit de gebruikersinterface met tabbladen:
Kies Start - Superscript.
Vanuit de werkbalken:
Superscript
Op de Zijbalk:
Kies Eigenschappen - Teken - Superscript.
Vanaf het toetsenbord:
CommandCtrl+Shift+P
Op de Menubalk:
Kies Opmaak - Tekst - Subscript.
Vanuit de gebruikersinterface met tabbladen:
Kies Start - Subscript.
Vanuit de werkbalken:
Subscript
Op de Zijbalk:
Kies Eigenschappen - Teken - Subscript.
Vanaf het toetsenbord:
CommandCtrl+Shift+B
Op de Menubalk:
Kies Opmaak - Tekst - Grotere tekst.
Vanuit de gebruikersinterface met tabbladen:
Kies Tekst - Grotere tekst.
Kies Start - Grotere tekst.
Vanuit de werkbalken:
Grotere tekst
Op de Zijbalk:
Kies Eigenschappen - Teken - Grotere tekst.
Vanaf het toetsenbord:
CommandCtrl+]
Op de Menubalk:
Kies Opmaak - Tekst - Kleinere tekst.
Vanuit de gebruikersinterface met tabbladen:
Kies Tekst - Kleinere tekst.
Kies Start - Kleinere tekst.
Vanuit de werkbalken:
Kleinere tekst
Op de Zijbalk:
Kies Eigenschappen - Teken - Kleinere tekst.
Vanaf het toetsenbord:
CommandCtrl+[
Op de Menubalk:
Kies Opmaak - Tekst - HOOFDLETTERS.
Vanuit de gebruikersinterface met tabbladen:
In het menu Tekst van het tabblad Tekst, kies HOOFDLETTERS.
In het menu Start van het tabblad Start, kies HOOFDLETTERS.
Vanuit de werkbalken:
HOOFDLETTERS
Op de Menubalk:
Kies Opmaak - Tekst - kleine letters.
Vanuit de gebruikersinterface met tabbladen:
In het menu Tekst van het tabblad Tekst, kies kleine letters.
In het menu Start van het tabblad Start, kies kleine letters.
Vanuit de werkbalken:
kleine letters
Op de Menubalk:
Kies Opmaak - Tekst - Schrijfwijze wisselen.
Vanuit de gebruikersinterface met tabbladen:
In het mnu Tekst van het tabblad Tekst, kies Schrijfwijze wisselen.
In het menu Start van het tabblad Start, kies Schrijfwijze wisselen.
Vanaf het toetsenbord:
Shift+F3
Op de Menubalk:
Kies Opmaak - Tekst - Zin begint met een hoofdletter.
Vanuit de gebruikersinterface met tabbladen:
In het menu Tekst van het tabblad Tekst, kies Zin begint met een hoofdletter.
In het menu Start van het tabblad Start, kies Zin begint met een hoofdletter.
Op de Menubalk:
Kies Opmaak - Tekst - Elk woord met een hoofdletter.
Vanuit de gebruikersinterface met tabbladen:
In het menu Tekst van het tabblad Tekst, kies Elk woord met een hoofdletter.
In het menu Start van het tabblad Start, kies Elk woord met een hoofdletter.
Op de Menubalk:
Kies Opmaak - Tekst - Hoofd-/kleine ~letters.
Vanuit de gebruikersinterface met tabbladen:
In het menu Tekst va het tabblad Tekst, kies Hoofd-/kleine ~letters.
In het menu Start va het tabblad Start, kies Hoofd-/kleine ~letters.
Op de Menubalk:
Kies Opmaak - Tekst - Kleine hoofdletters.
Vanuit de werkbalken:
Kleine hoofdletters
Vanaf het toetsenbord:
CommandCtrl+Shift+K
Kies Opmaak - Afstand.
Op de Menubalk:
Kies Opmaak - Afstand - Regelafstand: 1.
Vanuit de gebruikersinterface met tabbladen:
Kies Start - Regelafstand - Regelafstand: 1.
Vanuit de werkbalken:
Regelafstand: 1
Op de Zijbalk:
In het gedeelte Alinea van het paneel Alinea, kies Regelafstand: 1.
Op de Menubalk:
Kies Opmaak - Afstand - Regelafstand: 1,15.
Vanuit de gebruikersinterface met tabbladen:
Kies Start - Regelafstand - Regelafstand: 1,15.
Vanuit de werkbalken:
Regelafstand: 1,15
Op de Zijbalk:
In het gedeelte Alinea van het paneel Eigenschappen, kies Regelafstand: 1,15.
Op de Menubalk:
Kies Opmaak - Afstand - Regelafstand: 1.5.
Vanuit de gebruikersinterface met tabbladen:
Kies Start - Regelafstand - Regelafstand: 1,5.
Vanuit de werkbalken:
Regelafstand: 1,5
Op de Zijbalk:
In het gedeelte Alinea van het paneel Eigenschappen, kies Regelafstand: 1,5.
Op de Menubalk:
Kies Opmaak - Afstand - Regelafstand: 2.
Vanuit de gebruikersinterface met tabbladen:
Kies Start - Regelafstand - Regelafstand: 2.
Vanuit de werkbalken:
Regelafstand: 2
Op de Zijbalk:
In het gedeelte Alinea van het paneel Eigenschappen, kies Regelafstand: 2.
Op de Menubalk:
Kies Opmaak - Afstand - Alinea-afstand vergroten.
Vanuit de gebruikersinterface met tabbladen:
Kies Start - Regelafstand - Alinea-afstand vergroten.
Vanuit de werkbalken:
Alinea-afstand vergroten
Op de Zijbalk:
In het gedeelte Alibea van het paneel Eigenschappen, kies Alinea-afstand vergroten.
Op de Menubalk:
Kies Opmaak - Afstand - Alinea-afstand verkleinen.
Vanuit de gebruikersinterface met tabbladen:
Kies Start - Regelafstand - Alinea-afstand verkleinen.
Vanuit de werkbalken:
Alinea-afstand verkleinen
Op de Zijbalk:
In het gedeelte Alinea van het paneel Eigenschappen, kies Alinea-afstand verkleinen.
Op de Menubalk:
Kies Opmaak - Afstand - Inspringing vergroten.
Vanuit de gebruikersinterface met tabbladen:
Kies Start - Inspringing vergroten.
Vanuit de werkbalken:
Inspringing vergroten
Op de Zijbalk:
In het gedeelte Uitlijning van het paneel Eigenschappen, kies Inspringing vergroten.
In het gedeelte Alinea van het paneel Eigenschappen, kies Inspringing vergroten.
Op de Menubalk:
Kies Opmaak - Afstand - Inspringing verkleinen.
Vanuit de gebruikersinterface met tabbladen:
Kies Start - Inspringing verkleinen.
Vanuit de werkbalken:
Inspringing verkleinen
Op de Zijbalk:
In het gedeelte Uitlijning van het paneel Eigenschappen, kies Inspringing verkleinen.
In het gedeelte Alinea van het paneel Eigenschappen, kies Inspringing verkleinen.