Celbereiken filteren

U kunt verschillende filters gebruiken voor celbereiken in werkbladen. Een standaardfilter maakt gebruik van de door u ingestelde opties om de gegevens te filteren. Een AutoFilter filtert gegevens op een specifieke waarde of tekenreeks. Een geavanceerd filter maakt gebruik van filtercriteria uit gespecificeerde cellen.

Een standaardfilter op een celbereik toepassen

  1. Klik in een celbereik.

  2. Kies Gegevens - Meer filters - Standaardfilter.

  3. In het dialoogvenster Standaardfilter kunt u voorwaarden specificeren waaraan een veldnaam moet voldoen.

  4. Klik op OK.

    De records die overeenkomen met de filteropties die u heeft opgegeven worden weergegeven.

Een AutoFilter op een celbereik toepassen

  1. Klik in een cel- of een databasebereik.

    Tippictogram

    Als u meerdere AutoFilters op hetzelfde blad wilt toepassen moet u eerst databasebereiken definiëren, pas vervolgens de AutoFilters op de databasebereiken toe.


  2. Kies Gegevens - AutoFilter

    Er wordt een pijltjesknop aan de kop van elke kolom in het databasebereik toegevoegd.

  3. Klik op het knopje rechtsonder in een kolomkop en selecteer een van de genoemde voorwaarden. Alleen de records die voldoen aan deze voorwaarde worden weergegeven.

  4. Selecteer de waarde of tekenreeks die u als de filtercriteria wilt instellen.

    De records die overeenkomen met de geselecteerde filtercriteria, worden nu weergegeven.

Een filter uit een celbereik verwijderen

  1. Klik in een gefilterd celbereik.

  2. Kies Gegevens - Filter - Filter resetten.

Help ons, alstublieft!