LibreOffice 24.8 Help
Geeft het rekenkundig gemiddelde van alle cellen in een bereik die aan een bepaalde voorwaarde voldoen. De GEMIDDELDE.ALS-functie telt alle resultaten op die overeenkomen met de logische test en deelt dit totaal door het aantal geselecteerde waarden.
Geeft het rekenkundig gemiddelde van alle cellen in een bereik die voldoen aan meerdere opgegeven criteria . De GEMIDDELDEN.ALS-functie telt alle resultaten die overeenkomen met de logische tests op en deelt dit totaal door het aantal geselecteerde waarden.
Geeft als resultaat het gemiddelde van de absolute afwijkingen van gegevenspunten van hun gemiddelde. Het toont de spreiding in een gegevensverzameling.
GEM.DEVIATIE(Getal 1 [; Getal 2 [; … [; Getal 255]]])
=GEM.DEVIATIE(A1:A50)
Geeft als resultaat het gemiddelde van de argumenten.
GEMIDDELDE(Getal 1 [; Getal 2 [; … [; Getal 255]]])
=GEMIDDELDE(A1:A50)
Geeft als resultaat het gemiddelde van de argumenten. De waarde van een tekst is 0.
GEMIDDELDEA(Getal 1 [; Getal 2 [; … [; Getal 255]]])
=GEMIDDELDEA(A1:A50)
Geeft als resultaat het kwartiel van een gegevensverzameling.
KWARTIEL(Gegevens; Type)
Gegevens vertegenwoordigt de matrix van gegevens in de steekproef.
Type vertegenwoordigt het soort percentiel. (0 = MIN, 1 = 25%, 2 = 50% (MEDIAAN), 3 = 75% en 4 = MAX.)
=KWARTIEL(A1:A50;2) geeft de waarde terug waarmee 50% van de schaal overeenkomt met de laagste tot en met de hoogste waarde in het bereik A1:A50.
Geeft een gevraagd kwartiel van een opgegeven bereik van waarden, op basis van een percentiel-bereik van 0 tot 1 exclusief.
Het verschil tussen KWARTIEL.INC en KWARTIEL.EXC is dat de KWARTIEL.INC-functie zijn berekening baseert op een percentagegebied van 0 tot 1 inclusief, terwijl de KWARTIEL.EXC-functie zijn berekening baseert op een percentagegebied van 0 tot 1 exclusief.
KWARTIEL(Gegevens; Type)
Gegevens vertegenwoordigt het bereik van gegevens waarvoor de opgegeven kwartiel moet worden berekend..
Type Een geheel getal tussen 1 en 3, die de vereiste kwartiel vertegenwoordigd. (als type = 1 of 3, het geleverde gebied moet meer dan 2 waardes bevatten)
=KWARTIEL.EXC(A1:A50;2) geeft de waarde terug waarmee 50% van de schaal overeenkomt met de laagste tot en met de hoogste waarde in het bereik A1:A50.
COM.MICROSOFT.QUARTILE.EXC
Geeft als resultaat het kwartiel van een gegevensverzameling.
Het verschil tussen KWARTIEL.INC en KWARTIEL.EXC is dat de KWARTIEL.INC-functie zijn berekening baseert op een percentagegebied van 0 tot 1 inclusief, terwijl de KWARTIEL.EXC-functie zijn berekening baseert op een percentagegebied van 0 tot 1 exclusief.
KWARTIEL(Gegevens; Type)
Gegevens vertegenwoordigt de matrix van gegevens in de steekproef.
Type vertegenwoordigt het soort percentiel. (0 = MIN, 1 = 25%, 2 = 50% (MEDIAAN), 3 = 75% en 4 = MAX.)
=KWARTIEL.EXC(A1:A50;2) geeft de waarde terug waarmee 50% van de schaal overeenkomt met de laagste tot en met de hoogste waarde in het bereik A1:A50.
COM.MICROSOFT.QUARTILE.INC
Geeft als resultaat de maximumwaarde in een lijst van argumenten.
Geeft 0 terug als er geen numerieke waarde en geen fout werd tegengekomen in het(de) celbereik(en) die worden opgegeven als celverwijzing(en). Tekstcellen worden genegeerd door MIN() en MAX(). De functies MINA() en MAXA() geven 0 terug als er geen waarde (numeriek of tekst) en geen fout werd tegengekomen. Opgeven van een letter tekenreeks-argument voor MIN() of MAX(), bijvoorbeeld MIN("tekenreeks"), levert nog steeds een fout op.
MAX(Getal 1 [; Getal 2 [; … [; Getal 255]]])
=MAX(A1;A2;A3;50;100;200) geeft de hoogste waarde in de lijst terug.
=MAX(A1:B100) geeft de hoogste waarde in de lijst terug.
Geeft als resultaat de maximumwaarde in een lijst van argumenten. In tegenstelling tot MAX kunt u hier ook tekst invoeren. De waarde van de tekst is 0.
De functies MINA() en MAXA() geven 0 terug als er geen waarde (numeriek of tekst) en geen fout werd tegengekomen.
MAXA(Getal 1 [; Getal 2 [; … [; Getal 255]]])
=MAX(A1;A2;A3;50;100;200"Tekst") geeft de hoogste waarde in de lijst terug.
=MAXA(A1:B100) geeft de hoogste waarde in de lijst terug.
Geeft als resultaat de mediaan van een verzameling getallen. In een set die een oneven aantal waarden bevat zal de mediaan het getal zijn in het midden van de verzameling en in een set die een even aantal waarden bevat zal het het gemiddelde van de twee waarden in het midden van de verzameling zijn.
MEDIAAN(Getal 1 [; Getal 2 [; … [; Getal 255]]])
voor een oneven getal: =MEDIAAN(1;5;9;20;21) geeft 9 terug als de mediaan.
voor een even getal: =MEDIAAN(1;5;9;20) geeft het gemiddelde van de twee middelste waarden 5 en 9, dus 7.
Geeft als resultaat de minimumwaarde in een lijst van argumenten.
Geeft 0 terug als er geen numerieke waarde en geen fout werd tegengekomen in het(de) celbereik(en) die worden opgegeven als celverwijzing(en). Tekstcellen worden genegeerd door MIN() en MAX(). De functies MINA() en MAXA() geven 0 terug als er geen waarde (numeriek of tekst) en geen fout werd tegengekomen. Opgeven van een letterlijk tekenreeks-argument voor MIN() of MAX(), bijvoorbeeld MIN("tekenreeks"), levert nog steeds een fout op.
MIN(Getal 1 [; Getal 2 [; … [; Getal 255]]])
=MINA(A1:B100) geeft de laagste waarde in de lijst terug.
Geeft als resultaat de minimumwaarde in een lijst van argumenten. Hier kunt u ook tekst invoeren. De waarde van de tekst is 0.
De functies MINA() en MAXA() geven 0 terug als er geen waarde (numeriek of tekst) en geen fout werd tegengekomen.
MINA(Getal 1 [; Getal 2 [; … [; Getal 255]]])
=MINA(1;"Tekst";20) geeft 0 terug.
=MINA(A1:B100) geeft de laagste waarde in de lijst terug.
Geeft als resultaat de meest algemene waarde in een set gegevens. Als zijn er meer waarden zijn die in dezelfde mate voorkomen, geeft het als resultaat de kleinste waarde. Een foutmelding wordt gegeven wanneer geen enkele waarde meer dan eens aanwezig is.
MODUS(Getal 1 [; Getal 2 [; … [; Getal 255]]])
=MODUS(A1:A50)
Geeft als resultaat de meest voorkomende, of de meest herhaalde waarde in een set of bereik van gegevens. Als er meer waarden zijn die in dezelfde mate voorkomen, geeft het als resultaat de kleinste waarde. Een foutmelding wordt gegeven wanneer geen enkele waarde meer dan een keer aanwezig is.
MODUS.ENKELV(Getal 1 [; Getal 2 [; … [; Getal 255]]])
Als de gegevens set geen dubbele gegevenspunten bevat, geeft MODE.ENKELV de foutwaarde #WAARDE! terug.
=MODUS(A1:A50)
COM.MICROSOFT.MODE.SNGL
Retourneert een verticale matrix van de statistische modi (de meest voorkomende waarden) binnen een lijst van de geleverde getallen.
MODUS.MULT(Getal 1 [; Getal 2 [; … [; Getal 255]]])
Als de MODE.MEERV-functie een matrix van waarden geeft, moet het als een matrixformule worden ingevoerd. Als de functie niet als matrixformule wordt ingevoerd, wordt alleen de eerste modus geretourneerd, die gelijk is aan de MODE.ENKELV-functie.
=MODUS(A1:A50)
COM.MICROSOFT.MODE.MULT
Geeft als resultaat de negatieve binomiale dichtheid of de verdeling van de functie.
NEGBINOM.VERD(X; R; SP; Cumulatieve)
X vertegenwoordigt de waarde die als resultaat voor niet geslaagde testen gegeven wordt.
R vertegenwoordigt de waarde die als resultaat voor geslaagde testen gegeven wordt.
Kans is de succeskans van een poging.
Cumulatief = 0 berekent de dichtheidsfunctie, Cumulatief = 1 berekent de verdeling.
=NEGBINOM.VERD(1;1;0,5) geeft 0,25 terug.
=NEGBINOM.VERD(1;1;0,5) geeft 0,25 terug.
COM.MICROSOFT.NEGBINOM.DIST
Geeft als resultaat de negatieve binomiale verdeling.
NEGBINOMVERD(X; R; Kans)
X vertegenwoordigt de waarde die als resultaat voor niet geslaagde testen gegeven wordt.
R vertegenwoordigt de waarde die als resultaat voor geslaagde testen gegeven wordt.
Kans is de succeskans van een poging.
=NEGBINOMVERD(1;1;0,5) geeft 0,25 terug.
Geeft als resultaat de inverse van de normale cumulatieve verdeling.
NORM.INV.N(Getal; Gemiddelde; StAfw)
Getal vertegenwoordigt de kanswaarde volgens welke de inverse normale verdeling zou moeten worden berekend.
Gemiddelde vertegenwoordigt de middenwaarde in een normale verdeling.
StAfw is de standaardafwijking voor de normale verdeling.
=NORM.INV.N(0,9;63;5) geeft 69,41 terug. Als het gemiddelde ei 63 gram weegt met een standaardafwijking van 5, dan is de waarschijnlijkheid 90% dat het ei niet zwaarder zal zijn dan 69,41 gram.
Geeft als resultaat de inverse van de normale cumulatieve verdeling.
NORM.INV.N(Getal; Gemiddelde; StAfw)
Getal vertegenwoordigt de kanswaarde volgens welke de inverse normale verdeling zou moeten worden berekend.
Gemiddelde vertegenwoordigt de middenwaarde van de normaal-verdeling.
StAfw is de standaardafwijking voor de normaal-verdeling.
=NORM.INV.N(0,9;63;5) geeft 69,4077578277 terug. Als het gemiddelde ei 63 gram weegt met een standaardafwijking van 5, dan is de waarschijnlijkheid 90% dat het ei niet zwaarder zal zijn dan 69,41 gram.
COM.MICROSOFT.NORM.INV
Geeft als resultaat de dichtheidsfunctie van de normale cumulatieve verdeling.
NORM.VERD(Getal; Gemiddelde; STDEV [; C])
Getal is de waarde van de verdeling op basis waarvan de normale verdeling moet worden berekend.
Gemiddelde is het lineaire midden van de verdeling.
StAfw is de standaardafwijking voor de verdeling.
C is optioneel. C = 0 berekent de dichtheidsfunctie, C = 1 berekent de verdeling.
=NORM.VERD(70;63;5;0) geeft 0,03 terug.
=NORM.VERD(70;63;5;1) geeft 0,92 terug.
Geeft als resultaat de dichtheidsfunctie of de normale cumulatieve verdeling.
NORM.VERD.N(Getal; Gemiddelde; StAfw; C)
Getal is de waarde van de verdeling op basis waarvan de normale verdeling moet worden berekend.
Gemiddelde is het lineaire midden van de verdeling.
StAfw is de standaardafwijking voor de verdeling.
C = 0 berekent de dichtheidsfunctie, C = 1 berekent de verdeling.
=NORM.VERD.N(70;63;5;0) geeft 0,03 terug.
=NORM.VERD.N(70;63;5;1) geeft 0,92 terug.
COM.MICROSOFT.NORM.DIST
Geeft als resultaat de Pearson correlatiecoëfficiënt r.
PEARSON(Gegevens1; Gegevens2)
Gegevens1 is de matrix van de eerste gegevensverzameling.
Gegevens2 is de matrix van de tweede gegevensverzameling.
=PEARSON(A1:A30;B1:B30) geeft de Pearson-correlatie coëfficiënt van beide gegevensverzamelingen.
Geeft als resultaat de procentuele rang van een waarde in een steekproef.
PERCENT.RANG(Gegevens; Waarde [; Stapgrootte])
Gegevens vertegenwoordigt de matrix van gegevens in de steekproef.
Waarde vertegenwoordigt de waarde waarvan de procentuele rang moet worden bepaald.
Significantie Een optioneel argument dat het aantal beduidende cijfers specificeert, waar het geretourneerde percentage op wordt afgerond. Indien weggelaten, wordt een waarde van 3 toegepast.
=PERCENT.RANG(A1:A50;50) geeft het rangpercentage met de waarde 50 uit het totale bereik van alle gevonden waarden in A1:A50. Als 50 buiten het totale bereik valt zal een foutbericht verschijnen.
Geeft het alfa-percentiel van gegevenswaarden in een matrix. Een percentiel geeft de schaalwaarde voor een gegevensreeks die loopt van de kleinste (Alpha=0) tot en met de grootste waarde (alpha=1) van een gegevensreeks. Voor het percentiel Alpha = 25% betekent dit het eerste kwartiel; Alpha = 50% is de MEDIAAN.
PERCENTIEL(Gegevens;Alfa)
Gegevens vertegenwoordigt de matrix van gegevens.
Alfa vertegenwoordigt het percentage van de percentiel tussen 0 en 1.
=PERCENTIEL(A1:A50;0,1) vertegenwoordigt de waarde in de gegevensverzameling die gelijk is aan 10% van de totale gegevensschaal in A1:A50.
Geeft het Alpha-percentiel van een geleverde reeks waardes voor een gegeven waarde van Alpha, binnen een reeks van 0 tot 1 (exclusie). Een percentiel geeft de schaalwaarde voor een data-serie die gaat van de kleinste (Alpha=0) tot de grootste waarde (Alpha=1) van een gegevensreeks. Voor Alpha = 25%, betekent het percentiel het eerste kwartiel; Alpha = 50% is de mediaan.
Als Alpha niet een meervoud van 1/(n+1) is (waar n het aantal waardes in de geleverde matrix is), interpoleert de functie tussen de waarden in de geleverde matrix, om de percentielwaarde te berekenen. Hoewel, als Alpha kleiner is dan 1/(n+1) of als Alpha groter is dan n/(n+1), kan de functie niet interpoleren en eindigt in een fout.
Het verschil tussen PERCENTILE.INC en PERCENTILE.EXC is dat, in de PERCENTILE.INC-functie, de waarde van alpha binnen het bereik van 0 tot 1 inclusief is en de PERCENTILE.EXC-functie, de waarde van alpha binnen het bereik van 0 tot 1 exclusief is.
PERCENTIEL(Gegevens;Alfa)
Gegevens vertegenwoordigt de matrix van gegevens.
Alfa vertegenwoordigt het percentage van de percentiel tussen 0 en 1.
=PERCENTILE.EXC(A1:A50;10%) vertegenwoordigt de waarde in de gegevensverzameling die gelijk is aan 10% van de totale gegevensschaal in A1:A50.
COM.MICROSOFT.PERCENTILE.EXC
Geeft het alfa-percentiel van gegevenswaarden in een matrix. Een percentiel geeft de schaalwaarde voor een gegevensreeks die loopt van de kleinste (Alpha=0) tot en met de grootste waarde (alpha=1) van een gegevensreeks. Voor het percentiel Alpha = 25% betekent dit het eerste kwartiel; Alpha = 50% is de MEDIAAN.
Het verschil tussen PERCENTILE.INC en PERCENTILE.EXC is dat, in de PERCENTILE.INC-functie, de waarde van alpha binnen het bereik van 0 tot 1 inclusief is en de PERCENTILE.EXC-functie, de waarde van alpha binnen het bereik van 0 tot 1 exclusief is.
PERCENTIEL(Gegevens;Alfa)
Gegevens vertegenwoordigt de matrix van gegevens.
Alfa vertegenwoordigt het percentage van de percentiel tussen 0 en 1.
=PERCENTIEL(A1:A50;0,1) vertegenwoordigt de waarde in de gegevensverzameling die gelijk is aan 10% van de totale gegevensschaal in A1:A50.
COM.MICROSOFT.PERCENTILE.INC
Retourneert de waarde van de kansdichtheidsfunctie voor een gegeven waarde, rekening houdend met de standaard normale verdeling.
PHI(Getal)
Getal is de waarde waarvoor de kansdichtheidsfunctie wordt berekend.
=PHI(2.25) geeft 0,0317 terug.
=PHI(-2.25) geeft ook 0,0317 terug omdat de normale verdeling symmetrisch is.
=PHI(0) geeft 0,3989 terug.
Het aanroepen van PHI(Getal) is gelijk aan het aanroepen van LOGNORMVERD(Getal,0,1,ONWAAR()) of STAND.NORM.VERD(Getal;ONWAAR() ), dus gebruik makend van de standaard normale verdeling met gemiddelde gelijk aan 0 en standaarddeviatie gelijk aan 1 met het Cumulatieve argument ingesteld op ONWAAR.
Geeft als resultaat de Poisson verdeling.
POISSON(Getal; Gemiddelde [; Cumulatief])
Getal vertegenwoordigt de waarde op basis waarvan de Poisson verdeling wordt berekend.
Gemiddelde vertegenwoordigt de middenwaarde van de Poisson-verdeling.
C (optioneel) = 0 of Onwaar berekent de dichtheidsfunctie; C = 1 of Waar berekent de verdeling. Indien weggelaten wordt de standaard waarde Waar ingevoegd als u het document opslaat, voor de beste compatibiliteit met andere programma's en ouder versies van LibreOffice.
=POISSON(60;50;1) geeft 0,93 terug.
Geeft als resultaat de Poisson verdeling.
POISSON.VERD (Getal; Gemiddelde ; Cumulatief)
Getal vertegenwoordigt de waarde op basis waarvan de Poisson-verdeling wordt berekend.
Gemiddelde vertegenwoordigt de middenwaarde van de Poisson-verdeling.
Cumulatief = 0 of ONWAAR om de kansmassa-functie te berekenen; Cumulatief = 1, WAAR of een andere waarde die niet nul is om de cumulatieve verdelingsfunctie te berekenen.
=POISSON(60;50;1) geeft 0,93 terug.
COM.MICROSOFT.POISSON.DIST
Geeft de relatieve positie, tussen 0 en 1 (exclusief), van een gespecificeerde waarde in een matrix.
Het verschil tussen PERCENT.RANG.INC en PERCENT.RANG.EXC is dat PERCENT.RANG.INC de waarde in het bereik van 0 tot 1 inclusief berekent, terwijl PERCENT.RANG.EXC de waarde in het bereik van 0 tot 1 exclusief berekent.
PERCENTRANG.EXC(Gegevens; Waarde [; Stapgrootte])
Gegevens vertegenwoordigt de matrix van gegevens in de steekproef.
Waarde vertegenwoordigt de waarde waarvan de procentuele rang moet worden bepaald.
Significantie Een optioneel argument dat het aantal beduidende cijfers specificeert, waar het geretourneerde percentage op wordt afgerond .
=PERCENT.RANG.INC(A1:A50;50) geeft het rangpercentage met de waarde 50 uit het totale bereik van alle gevonden waarden in A1:A50. Als 50 buiten het totale bereik valt zal een foutbericht verschijnen.
COM.MICROSOFT.PERCENTRANK.EXC
Geeft de relatieve positie, tussen 0 en 1 (inclusief), van een vastgestelde waarde binnen een geleverd gebied.
Het verschil tussen PERCENT.RANG.INC en PERCENT.RANG.EXC is dat PERCENT.RANG.INC de waarde in het bereik van 0 tot 1 inclusief berekent, terwijl PERCENT.RANG.EXC de waarde in het bereik van 0 tot 1 exclusief berekent.
PERCENT.RANG.INC(Gegevens; Waarde [; Stapgrootte])
Gegevens vertegenwoordigt de matrix van gegevens in de steekproef.
Waarde vertegenwoordigt de waarde waarvan de procentuele rang moet worden bepaald.
Significantie Een optioneel argument dat het aantal beduidende cijfers specificeert, waar het geretourneerde percentage op wordt afgerond.
=PERCENT.RANG.INC(A1:A50;50) geeft het rangpercentage met de waarde 50 uit het totale bereik van alle gevonden waarden in A1:A50. Als 50 buiten het totale bereik valt zal een foutbericht verschijnen.
COM.MICROSOFT.PERCENTRANK.INC