LibreOffice 25.2 Help
Deze categorie bevat de Logische functies.
Nul (0) is gelijk aan ONWAAR en alle andere getallen zijn gelijk aan WAAR.
Lege cellen en tekst in cellen worden genegeerd.
De fout #Waarde treedt op als alle argumenten worden genegeerd.
De fout #Waarde treedt op als een argument een directe tekst is (geen tekst in een cel).
Fouten in argumenten leiden tot een fout.
De logische waarde is ingesteld op WAAR. De functie WAAR() vereist geen argumenten, en geeft altijd de logische waarde WAAR terug.
WAAR()
Als A=WAAR en B=ONWAAR verschijnen de volgende voorbeelden:
=ALS(A1>5;100;"te klein") Als de waarde in A1 groter is dan 5, wordt de waarde 100 geretourneerd. Anders wordt de tekst te klein geretourneerd.
=ALS(A1>5;;"te klein") Als de waarde in A1 groter is dan 5, wordt de waarde 0 geretourneerd, omdat lege parameters als 0 worden beschouwd. Anders wordt de tekst te klein geretourneerd.
=ALS(A1>5;100;) Als de waarde in A1 kleiner is dan 5, wordt de waarde 0 geretourneerd omdat de lege Anders waarde wordt geïnterpreteerd als 0; anders wordt 100 geretourneerd.
Geeft WAAR terug als alle argumenten WAAR zijn. Indien één van de argumenten ONWAAR is, geeft deze functie de waarde ONWAAR terug.
De argumenten zijn ofwel zelf logische uitdrukkingen (WAAR, 1<5, 2+3=7, B8<10) die logische waarden teruggeven of matrices (A1:C3) die logische waarden bevatten.
EN(Logische waarde 1 ; Logische waarde 2 (optioneel); …)(Logische waarde 1 [; Logische waarde 2 [; … [; Logische waard 255]]])
De logische waarden van de items 12<13; 14>12 en 7<6 moeten worden gecontroleerd:
=EN(12<13;14>12;7<6) geeft ONWAAR terug.
=EN(ONWAAR();WAAR()) Geeft ONWAAR.
De matrixformule {=EN(B1:B10;C1:C10)} levert een eendimensionale waarde van WAAR op wanneer alle componenten van B1:B10 en C1:C10 WAAR zijn. De bovenstaande matrixexpressie produceert niet de logische EN per element en produceert dus geen matrix van logische waarden. Om een logische EN van matrixen per element te berekenen, gebruikt u de * operator in matrixcontext. In het voorbeeld voert u {=B1:B10*C1:C10} in.
Geeft waar als een oneven aantal argumenten op waar uit komt.
De argumenten zijn ofwel logische uitdrukkingen op zich (WAAR, 1<5, 2+3=7, B8<10) die logische waarden teruggeven, ofwel matrices (A1:A3) die logische waarden bevatten.
EX.OF(Logische waarde 1 ; Logische waarde 2 (optioneel); …)(Logische waarde 1 [; Logische waarde 2 [; … [; Logische waard 255]]])
=EX.OF(WAAR();WAAR()) geeft ONWAAR
=EX.OF(WAAR();WAAR();WAAR()) geeft WAAR
=EX.OF(ONWAAR();WAAR()) geeft WAAR
Complementeert een logische waarde (draait de waarde om) .
NIET(Logische waarde)
Logische waarde is elke waarde die moet worden gecomplementeerd.
=NIET(A). Als A=WAAR dan zal NIET(A) naar ONWAAR evalueren.
Geeft een logische test op.
ALS(Test; Dan waarde (optioneel); Anders waarde (optioneel))
Test is elke waarde of uitdrukking die WAAR of ONWAAR kan zijn.
Dan waarde (optioneel) is de waarde die wordt teruggegeven als de logische test WAAR is.
Anders waarde (optioneel) is de waarde die wordt teruggegeven als de logische test ONWAAR is.
In de functies van LibreOffice Calc kunnen "optionele" parameters alleen weggelaten worden wanneer er geen parameter volgt. In een functie met vier parameters waarvan de laatste twee als "optioneel" gemarkeerd zijn, kunt u bijvoorbeeld parameter 4 of parameter 3 en 4 weglaten, maar niet alleen parameter 3.
=ALS(A1>5;100;"te klein") als de waarde in A1 groter is dan 5, wordt de waarde 100 geretourneerd; anders, wordt de tekst te klein geretourneerd.
=ALS(A1>5;;"te klein") als de waarde in A1 groter is dan 5, wordt de waarde 0 geretourneerd, omdat lege parameters beschouwd worden als 0; anders, wordt de tekst te klein geretourneerd.
=ALS(A1>5;100;) als de waarde in A1 kleiner is dan 5, wordt de waarde 0 geretourneerd, omdat lege Anders waarde geïnterpreteerd wordt als 0; anders wordt 100 geretourneerd.
Geeft als resultaat WAAR als ten minste één argument WAAR is. Deze functie geeft de waarde ONWAAR, als alle argumenten de logische waarde ONWAAR hebben.
De argumenten zijn ofwel zelf logische uitdrukkingen (WAAR, 1<5, 2+3=7, B8<10) die logische waarden teruggeven of matrices (A1:C3) die logische waarden bevatten.
OF(Logische waarde 1 ; Logische waarde 2 (optioneel); …)(Logische waarde 1 [; Logische waarde 2 [; … [; Logische waard 255]]])
De logische waarden van de items 12<11; 13>22 en 45=45 moeten worden gecontroleerd.
=OF(12<11;13>22;45=45) geeft WAAR terug.
=OF(ONWAAR();WAAR()) geeft WAAR.
De matrixformule {=OR(B1:B10;C1:C10)} levert een eendimensionale waarde van ONWAAR op wanneer alle componenten van B1:B10 en C1:C10 ONWAAR zijn. De bovenstaande matrixexpressie produceert niet de logische OF per element en produceert dus geen matrix van logische waarden. Om een logische OF van matrixen per element te berekenen, gebruikt u de + operator in matrixcontext. In het voorbeeld voert u {=B1:B10+C1:C10} in.
Geeft als resultaat de logische waarde ONWAAR. De functie ONWAAR() vereist geen argumenten, en geeft altijd de logische waarde ONWAAR.
ONWAAR()
=ONWAAR() geeft ONWAAR terug
=NIET(ONWAAR()) geeft WAAR terug