Formule
Opent een submenu vanwaaruit u een formule in een cel van een tabel kunt invoegen. Plaats de cursor in een cel in de tabel of op de positie in het document waar u het resultaat wilt laten verschijnen. Klik op het pictogram Formule en kies de gewenste formule in het submenu.
De formule verschijnt in de invoerregel. Teneinde een cellenbereik in een tabel te specificeren, selecteert u de gewenste cellen met de muis. De overeenkomstige celverwijzingen verschijnen ook in de invoerregel. Voer zonodig aanvullende parameters in en klik dan op Toepassen om uw invoer te bevestigen. U kunt natuurlijk ook de formule direct intoetsen als u de toepasselijke syntaxis kent. Dit is bijvoorbeeld nodig in de dialoogvensters Velden invoegen en Velden bewerken.
Overzicht van de formule-opties
Basis berekeningsfuncties
Optelling
|
+
|
Berekent het totaal.
Voorbeeld: <A1> + 8
|
Aftrekking
|
-
|
Berekent het verschil
Voorbeeld: 10 - <B5>
|
Vermenigvuldiging
|
MUL of *
|
Berekent het product.
Voorbeeld: 7 MUL 9
|
Deling
|
DIV of /
|
Berekent het quotiënt
Voorbeeld: 100 DIV 15
|
Basisfuncties in het submenu
Som
|
SUM
|
Berekent de som van de geselecteerde cellen.
Voorbeeld: SUM <A2:C2> geeft de som van de waarden in cel A2 tot C2 weer
|
Round (Afronden)
|
ROUND
|
Rondt een getal af naar het gespecificeerde aantal decimalen.
Voorbeeld: 15,678 ROUND 2 geeft 15,68
|
Procent
|
PHD (procent)
|
Berekent een percentage
Voorbeeld: 10 + 15 PHD geeft 10,15
|
Vierkantswortel
|
SQRT (vierkantswortel)
|
Berekent de vierkantswortel.
Voorbeeld: SQRT 25 geeft 5,00
|
Machtsverheffen
|
POW
|
Berekent de macht van een getal.
Voorbeeld: 2 POW 8 geeft 256,00
|
Operatoren
U kunt verscheidene operatoren in uw formule invoegen. Kies uit de volgende functies:
Lijstscheidingsteken
|
|
|
Scheidt de elementen in een lijst.
Voorbeeld van een lijst:
MIN 10|20|50|<C6>|<A2:B6>|20
|
Gelijk
|
EQ of ==
|
Controleert of geselecteerde waarden gelijk zijn. Als zij ongelijk zijn, is het resultaat nul, anders is het resultaat 1 (waar).
Voorbeeld: <A1> EQ 2 geeft -1 (waar) als de inhoud van A1 gelijk is aan 2.
|
Ongelijk
|
NEQ of !=
|
Test voor ongelijkheid tussen de geselecteerde waarden.
Voorbeeld: <A1> NEQ 2 geeft 0 (onwaar) als de inhoud van A1 gelijk is aan 2.
|
Kleiner dan of gelijk aan
|
LEQ
|
Test of waarden kleiner dan of gelijk zijn aan een gespecifieerde waarde.
Voorbeeld: <A1> LEQ 2 geeft -1 (waar) als de inhoud van A1 kleiner dan of gelijk aan 2 is.
|
Groter dan of gelijk aan
|
GEQ
|
Test of waarden groter dan of gelijk zijn aan een gespecifieerde waarde
Voorbeeld: <A1> GEQ 2 geeft -1 (waar) als de inhoud van A1 groter dan of gelijk aan 2 is.
|
Kleiner dan
|
L
|
Test of waarden kleiner zijn dan een gespecifieerde waarde
Voorbeeld: <A1> L 2 geeft -1 (waar) als de inhoud van A1 kleiner is dan 2.
|
Groter dan
|
G
|
Test of waarden groter zijn dan een gespecifieerde waarde
Voorbeeld: <A1> G 2 geeft -1 (waar) als de inhoud van A1 groter is dan 2.
|
Booleaans Of
|
OR
|
Test op waarden die overeenkomen met de Boolean OF
Voorbeeld: 0 OR 0 geeft 0 (onwaar), iedere andere combinatie resulteert in -1 (waar)
|
Booleaans exclusief Of
|
XOR
|
Test op waarden die overeenkomen met de Boolean exclusieve OF
Voorbeeld: 1 XOR 0 geeft -1 (waar)
|
Booleaans En
|
AND
|
Test op waarden die overeenkomen met de Boolean EN
Voorbeeld: 1 AND 2 geeft -1(waar)
|
Booleaans Niet
|
NOT
|
Test op waarden die overeenkomen met de Boolean NIET
Voorbeeld: NOT -1 (waar) geeft 0 (onwaar)
|
Statistische functies
U kunt kiezen uit de volgende statistische functies:
Gemiddelde
|
MEAN
|
Berekent het rekenkundige gemiddelde van de waarden in een bereik of een lijst.
Voorbeeld: MEAN 10|30|20 geeft 20
|
Minimum
|
MIN
|
Berekent de minimum waarde in een gebied of een lijst.
Voorbeeld: MIN 10|30|20 geeft 10
|
Maximum
|
MAX
|
Berekent de maximum waarde in een gebied of een lijst.
Voorbeeld: MAX 10|30|20 geeft 30,00
|
Trigonometrische functies
U kunt kiezen uit de volgende trigonometrische functies:
Sinus
|
SIN
|
Berekent de sinus in radialen
Voorbeeld: SIN (PI/2) geeft 1
|
Cosinus
|
COS
|
Berekent de cosinus in radialen.
Voorbeeld: COS 1
|
Tangens
|
TAN
|
Berekent de tangens in radialen
Voorbeeld: TAN <A1>
|
Boogsinus
|
ASIN
|
Berekent de boogsinus in radialen
Voorbeeld: ASIN 1
|
Boogcosinus
|
ACOS
|
Berekent de boogcosinus in radialen
Voorbeeld: ACOS 1
|
Boogtangens
|
ATAN
|
Berekent de boogtangens in radialen.
Voorbeeld: ATAN 1
|
Variabelen voor documenteigenschappen
De volgende documenteigenschappen zijn ook te vinden onder Bestand - Eigenschappen - Statistiek.
CHAR
|
Aantal tekens in het document
|
WORD
|
Aantal woorden in het document
|
PARA
|
Aantal alinea's in het document
|
GRAPH
|
Aantal afbeeldingen in het document
|
TABLES
|
Aantal tabellen in het document
|
OLE
|
Aantal OLE-objecten in het document
|
PAGE
|
Totaal aantal pagina's in het document
|
Meer gedefinieerde waarden
PI
|
PI
|
3.1415...
|
Constante van Euler
|
E
|
2.71828...
|
Waar
|
TRUE
|
niet gelijk aan 0
|
Onwaar
|
FALSE
|
0
|