Raster
Hier kunt u de rasterinstellingen voor het maken en verplaatsen van objecten definiëren.
Als u het vangraster hebt geactiveerd maar individuele objecten wilt verplaatsen of maken ze te beperken, houdt u de Shift-toets ingedrukt om deze functie te deactiveren zolang dat nodig is.
Vangen
Aan vanglijnen
Plaatst de rand van een gesleept object aan de dichtstbijzijnde vanglijn wanneer u de muisknop loslaat.
U kunt deze instelling ook opgeven via het pictogram Vangen aan vanglijnenVangen aan vanglijnenVangen aan vanglijnen op de werkbalk Opties in een presentatie- of tekeningdocument.
Aan paginamarges
Geeft aan of de omtrek van een grafisch object moet uitlijnen met de dichtstbijzijnde paginamarge.
De cursor of een contourlijn van het grafisch object moet binnen het vangbereik zijn.
In een presentatie of tekening kunt u deze functie ook oproepen via het pictogram Vangen aan paginamargesVangen aan paginamargesVangen aan paginamarges op de werkbalk Opties.
Aan objectframe
Geeft aan of de omtrek van een grafisch object moet uitlijnen met de rand van het dichtstbijzijnde grafische object.
De cursor of een contourlijn van het grafisch object moet binnen het vangbereik zijn.
In een presentatie of tekening kunt u deze functie ook oproepen via het pictogram Vangen aan de objectrandVangen aan de objectrandVangen aan de objectrand op de werkbalk Opties.
Aan objectpunten
Geeft aan of de omtrek van een grafisch object moet uitlijnen aan de punten van het dichtstbijzijnde grafische object.
Dit geldt alleen als de cursor of een contourlijn van het grafisch object binnen het vangbereik is.
In een presentatie of tekening kunt u deze functie ook oproepen via het pictogram Vangen aan objectpuntenVangen aan objectpuntenVangen aan objectpunten op de werkbalk Opties.
Vangbereik
Definieert de vangafstand tussen de muisaanwijzer en de objectcontour. LibreOffice Impress lijnt op een vangpunt uit als de muisaanwijzer dichterbij is dan de geselecteerde afstand in het draaivak Vangbereik.
Beperk objecten
Tijdens het maken en verplaatsen van objecten
Afbeeldingsobjecten worden verticaal, horizontaal of diagonaal (45°) vastgezet bij het maken of verplaatsen. U kunt deze instelling tijdelijk uitschakelen door op de Shift-toets te drukken.
Randen uitbreiden
Wanneer deze optie geselecteerd is, wordt er een vierkant gemaakt gebaseerd op de langere zijde van een rechthoek, wanneer de Shift-toets ingedrukt wordt voordat u de muisknop loslaat. Dit is ook van toepassing op een ellips (er wordt een cirkel gemaakt op basis van de langste diameter van de ellips). Wanneer het vakje Langere zijden niet geactiveerd is, wordt er een vierkant of cirkel gemaakt op basis van de kortste zijde. of diameter.
Tijdens het draaien
Geeft aan dat grafische objecten alleen binnen de draaihoek die u geselecteerd heeft in de Rotatie-controle, kunnen worden gedraaid. Wilt u een object buiten een gedefinieerde hoek draaien, drukt u tijdens het draaien op de Shift-toets. Laat de toets los wanneer de gewenste draaihoek is bereikt.
Punten reduceren
Gebruik dit vak om de hoek voor puntreductie te definiëren. Tijdens het werken met veelhoeken kan het bijvoorbeeld nuttig zijn om het aantal bewerkingspunten te verminderen.