Opties
Stelt de opmaakopties in voor genummerde lijsten of lijsten met opsommingtekens. Indien gewenst kunt u opmaak toepassen op de afzonderlijke niveaus in de lijststructuur.
Notatie
Selecteer de niveaus die u wilt wijzigen en geef op welke opmaak u wilt gebruiken.
Niveau
Selecteer de niveaus waarvoor u de opmaakopties wilt definiëren. Het geselecteerde niveau wordt in het voorbeeld gemarkeerd weergegeven.
Nummering
Selecteer een nummeringsopmaakprofiel voor de geselecteerde niveaus.
Selectie |
Beschrijving |
1, 2, 3, ... |
Arabische cijfers |
A, B, C, ... |
Hoofdletters |
a, b, c, ... |
Kleine letters |
I, II, III, ... |
Romeinse cijfers (hoofdletters) |
i, ii, iii, ... |
Romeinse cijfers (kleine letters) |
A,... AA,... AAA,... |
Alfabetische nummering in hoofdletters |
a,... aa,... aaa,... |
Alfabetische nummering in kleine letters |
Opsommingsteken |
Voegt een opsommingsteken toe aan het begin van een regel. Selecteer deze optie en klik op de knop Teken om een opmaakprofiel voor het opsommingsteken te kiezen. De grootte van de opsommingstekens wordt aangepast aan de hoogte van de huidige regel. Indien gewenst kunt u een tekenopmaakprofiel definiëren dat een andere tekengrootte voor het opsommingsteken gebruikt. |
Afbeelding |
Geeft afbeelding voor het opsommingsteken weer. Selecteer deze optie en klik vervolgens op Selecteren om het afbeeldingbestand te zoeken dat u wilt gebruiken. De afbeelding wordt ingebed in het document. |
Gekoppelde afbeeldingen |
Geeft afbeelding voor het opsommingsteken weer. Selecteer deze optie en klik vervolgens op Selecteren om het afbeeldingbestand te zoeken dat u wilt gebruiken. De afbeelding wordt als een koppeling naar het afbeeldingbestand ingevoegd. |
Geen |
Past geen nummeringsopmaakprofiel toe. |
De beschikbaarheid van de volgende velden is afhankelijk van het opmaakprofiel dat u in het vak Nummering hebt geselecteerd.
Vóór
Voer de tekst in die vóór het getal in de lijst moet worden weergegeven.
Na
Voer de tekst in die achter het getal in de lijst moet worden weergegeven. Als u een genummerde lijst wilt maken waarvoor het opmaakprofiel "1.)" wordt gebruikt, voert u ".)" in dit vak in.
Tekenopmaakprofielen
Selecteer het tekenopmaakprofiel dat u wilt gebruiken in de genummerde lijst. Als u een tekenopmaakprofiel wilt maken of bewerken, opent u het venster Stijlen en opmaak en klikt u op het pictogram Tekenopmaakprofielen. Klik met de rechtermuisknop op een opmaakprofiel en kies vervolgens Nieuw.
Volledig
Voer het aantal eerdere niveaus in dat u in het opmaakprofiel voor de nummering wilt opnemen. Als u bijvoorbeeld "2" invoert en voor het eerdere niveau het opmaakprofiel "A, B, C..." gebruikt, wordt het volgende nummeringsschema voor het huidige niveau gebruikt: "A.1".
Begin met
Een nieuw beginnummer voor het huidige niveau invoeren.
Kleur Kleur
Selecteer een kleur voor de huidige nummering.
Relatieve grootte Relatieve grootte
De hoeveelheid opgeven waarmee de grootte van het geselecteerde object moet worden gewijzigd ten opzichte van de tekengrootte van de huidige alinea.
Teken
Opent het dialoogvenster Speciale tekens, waarin een opsommingsteken kan worden geselecteerd.
Opties voor afbeeldingen:
Selecteren...
Selecteer de afbeelding of zoek het afbeeldingsbestand dat u als opsommingsteken wilt gebruiken.
Breedte
Voer een breedte voor de afbeelding in.
Hoogte
Voer een hoogte voor de afbeelding in.
Verhoudingen behouden
Behoudt de proporties van de grootte voor de afbeelding.
Uitlijning
Selecteer de uitlijningsoptie voor de afbeelding.
Alle niveaus
Stelt de nummeringsopties voor alle niveaus in.
Doorlopende nummering
Verhoogt de nummering met één, per lager niveau in de lijststructuur.