Matrixformules invoeren

Hier laten we een voorbeeld zien van de manier waarop u een matrixformule kunt invoeren, zonder diep in te gaan op de betekenis van de matrixfuncties.

Neem aan dat u 10 getallen in Kolommen A en B (A1:A10 en B1:B10) heeft ingevoerd en de som van elke rij wilt berekenen in Kolom C.

  1. Selecteer met de muis het bereik C1:C10, waarin de resultaten moeten worden weergegeven.

  2. Druk op F2 of klik in de invoerregel van de Formulebalk.

  3. Voer een =-teken in (=).

  4. Selecteer het bereik A1:A10, die de eerste waarden voor de SOM-fomule bevat.

  5. Toets de (+)-toets op het numerieke toetsenbord.

  6. Selecteer dan de getallen in de tweede kolom in de cellen B1:B10.

  7. Sluit de invoer af met de matrixtoetsencombinatie: Shift++Enter.

Het matrixbereik wordt automatisch beveiligd tegen veranderingen, bijv. het verwijderen van rijen of kolommen. Het is echter mogelijk de opmaak te bewerken, bijv. de celachtergrond.