AutoFilter toepassen

De functie AutoFilter voegt voor één of meer gegevenskolommen een keuzelijst met invoervak in, waarmee u de records (rijen) kunt selecteren die weergegeven moeten worden.

  1. Selecteer de kolommen waarop u AutoFilter wilt toepassen.

  2. Kies Gegevens - Filter - AutoFilter. De pijlen van de keuzelijsten met invoervak zijn zichtbaar in de eerste rij van het geselecteerde bereik.

  3. Voer het filter uit door in de kolomkop op de pijl van de keuzelijst met invoervak te klikken en een item te kiezen.

    Alleen de rijen waarvan de inhoud aan de filtercriteria voldoet, worden weergegeven. De andere rijen worden gefilterd. U kunt aan de onderbroken rijnummers zien of rijen gefilterd zijn. De kolom die voor het filter gebruikt is, wordt geïdentificeerd door een andere kleur voor de pijlknop.

Indien u een aanvullend AutoFilter toepast op een andere kolom van een gefilterd gegevensbereik, dan zullen de andere combinatievakken alleen de gefilterde gegevens opsommen.

To display all records again, select the all entry in the AutoFilter combo box. If you choose Standard, the Standard Filter dialog appears, allowing you to set up a standard filter. Choose "Top 10" to display the highest 10 values only.

Als u AutoFilter niet meer wilt gebruiken, selecteert u alle in stap 1 geselecteerde kolommen opnieuw, en kiest u nogmaals Gegevens - Filter - AutoFilter.

Tippictogram

U moet eerst een databasebereik op elk werkblad definiëren om verschillende AutoFilters aan verschillende werkbladen toe te kunnen wijzen.


Waarschuwingspictogram

De rekenkundige functies houden ook rekening met de cellen die niet zichtbaar zijn vanwege een toegepast filter. In een som van een gehele kolom worden bijvoorbeeld ook de waarden in de gefilterde cellen meegerekend. Pas de functie SUBTOTAAL toe als er alleen rekening gehouden moet worden met de cellen die zichtbaar zijn nadat er een filter is toegepast.