Sneltoetsen voor werkbladen
Druk op OptionAlt+Enter om een geselecteerd celbereik te vullen met de formule die u op de Invoerregel ingevoerd hebt. Houd Option Alt+Enter+Shift ingedrukt om de celopmaak van de invoercel op het hele celbereik toe te passen.
Druk op Shift+CommandCtrl+Enter om een matrix te maken waarin alle cellen dezelfde informatie bevatten als die welke u op de Invoerregel hebt ingevoerd. U kunt de componenten van de matrix niet bewerken.
Houd de CommandoCtrl-toets ingedrukt om meerdere cellen in verschillende bereiken te selecteren en te slepen en neer te zetten in verschillende bereiken.
Houd CommandCtrl ingedrukt en klik dan op de bladtabs aan de onderkant van de werkruimte om meerdere bladen in een werkblad te selecteren. Houd 'Shift' ingedrukt en klik dan op de naamtab van het blad om slecht één blad in een selectie te selecteren.
Als u een handmatig regeleinde in een cel wilt invoegen, klikt u in de cel en drukt u vervolgens op CommandCtrl+Enter.
Druk op Backspace om de inhoud van de geselecteerde cellen te verwijderen. Dit opent het dialoogvensterInhoud verwijderen, waar u kunt kiezen welke inhoud u wilt verwijderen. Druk op Delete, om de inhoud van de geselecteerde cellen te verwijderen zonder dialoogvenster.
In werkbladen navigeren
Sneltoetsen |
Effect |
CommandCtrl + Home |
Verplaatst de cursor naar de eerste cel in het blad (A1). |
CommandCtrl+ End |
Verplaatst de cursor naar de laatste cel op het blad met gegevens. |
Home |
Verplaatst de cursor naar de eerste cel van de huidige rij. |
End |
Verplaatst de cursor naar de laatste cel van de huidige rij. |
Shift+Home |
Selecteert cellen van de huidige cel tot de eerste cel van de huidige rij. |
Shift+End |
Selecteert cellen van de huidige cel tot de laatste cel van de huidige rij. |
Shift+Page Up |
Selecteert cellen van de huidige cel één pagina omhoog in de huidige kolom of breidt de bestaande selectie één pagina omhoog uit. |
Shift+Page Down |
Selecteert cellen vanaf de huidige cel één pagina omlaag in de huidige kolom of breidt de bestaande selectie één pagina omlaag uit. |
CommandCtrl+pijl naar links |
Verplaatst de cursor naar de linkerkant van het huidige gegevensbereik. Als de kolom links van de cel met de cursor leeg is, wordt de cursor naar links verplaatst naar de volgende kolom met gegevens. |
CommandCtrl+pijl naar rechts |
Verplaatst de cursor naar de rechterkant van het huidige gegevensbereik. Als de kolom rechts van de cel met de cursor leeg is, wordt de cursor naar rechts verplaatst naar de volgende kolom met gegevens. |
CommandCtrl+pijl omhoog |
Verplaatst de cursor naar de bovenkant van het huidige gegevensbereik. Als de rij boven de cel met de cursor leeg is, gaat de cursor omhoog naar de volgende rij die gegevens bevat. |
CommandCtrl+pijl omlaag |
Verplaatst de cursor naar de onderkant van het huidige gegevensbereik. Als de rij onder de cel met de cursor leeg is, gaat de cursor omlaag naar de volgende rij die gegevens bevat. |
CommandCtrl+Shift+ pijl |
Selecteert alle cellen met gegevens van de huidige cel tot het einde van het continue bereik van gegevenscellen, in de richting van de ingedrukte pijl. Als de toetscombinatie gebruikt wordt om rijen en kolommen samen te selecteren, wordt er een rechthoekig celbereik geselecteerd. |
CommandCtrl+Page Up |
Gaat één blad naar links. In het afdrukvoorbeeld: Gaat naar de vorige pagina die afgedrukt moet worden. |
CommandCtrl+Page Down |
Gaat één blad naar rechts. In het afdrukvoorbeeld: Gaat naar de volgende pagina die afgedrukt moet worden. |
OptieAlt+Page Up |
Gaat één scherm naar links. |
OptieAlt+Page Down |
Gaat één scherm naar rechts. |
Shift+CommandCtrl+Page Up |
Voegt het vorige blad toe aan de huidige selectie met bladen. Als alle bladen in een werkblad geselecteerd zijn, selecteert u met deze sneltoetscombinatie alleen het vorige blad. Maakt van het vorige blad het actieve blad. |
Shift+CommandCtrl+Page Down |
Voegt het volgende blad aan de huidige selectie met bladen toe. Als alle bladen in een werkblad geselecteerd zijn, selecteert u met deze sneltoetscombinatie alleen het volgende blad. Maakt van het volgende blad het actieve blad. |
CommandoCtrl+ * |
waarbij (*) het vermenigvuldigingsteken op het numerieke toetsenblok is Selecteert het gegevensbereik met de cursor. Een bereik is een aaneengesloten celbereik dat gegevens bevat en begrensd wordt door lege rijen en kolommen. |
CommandoCtrl+ / |
waarbij (/) het deelteken op het numerieke toetsenblok is Selecteert het bereik voor matrixformules dat de cursor bevat. |
CommandCtrl+'Plus'-toets |
Cellen invoegen (zoals in menu Invoegen - Cellen) |
CommandCtrl+'Minus'-toets |
Verwijdert cellen (zoals in menu Bewerken - Cellen verwijderen) |
Invoeren (in een geselecteerd bereik) |
Verplaatst de cursor één cel naar beneden in een geselecteerd bereik. Kies LibreOffice - VoorkeurenExtra - Opties - LibreOffice Calc - Algemeen om de richting te specificeren waarin de cursor zich verplaatst. |
CommandoCtrl+ ` (zie notitie onder deze tabel) |
Toont of verbergt de formules in plaats van de waarden in alle cellen. |
De `-toets staat op de meeste toetsenborden links naast de "1"-toets. Als uw toetsenbord deze toets niet heeft, kunt u een andere toets toewijzen: Kies Extra - Aanpassen en klik op de tab Toetsenbord. Selecteer de categorie "Weergave" en de functie ".uno:ToggleFormula".
Gebruikte functietoetsen in werkbladen
Sneltoetsen |
Effect |
CommandCtrl+F1 |
Geeft de notitie weer die aan de huidige cel is bevestigd |
F2 |
Schakelt over naar bewerkingsmodus en plaatst de cursor aan het einde van de inhoud van de huidige cel. Klik nogmaals om de bewerkingsmodus te verlaten. Als de cursor zich in een invoervak bevindt in een dialoogvenster met een knop voor Minimaliseren, dan wordt het venster verborgen en blijft het invoervak zichtbaar. Druk nogmaals op F2 om het hele dialoogvenster weer te geven. |
CommandCtrl+F2 |
Opent de Functie-Assistent. |
Shift+CommandCtrl+F2 |
Verplaatst de cursor naar de Invoerregel waar u een formule voor de huidige cel kunt invoeren. |
CommandCtrl+F3 |
Opent het dialoogvenster Namen definiëren. |
Shift+CommandoCtrl+F4 |
Toont of verbergt de gegevensbronverkenner. |
F4 |
Schikt de relatieve of absolute verwijzingen opnieuw (bijvoorbeeld A1, $A$1, $A1, A$1) in het invoerveld. |
F5 |
Hiermee wordt de Navigator weergegeven of verborgen. |
Shift+F5 |
Spoort afhankelijkheden op. |
Shift+F7 |
Spoort voorgangers op. |
Shift+CommandCtrl+F5 |
Verplaatst de cursor van de Invoerregel naar het Naamvak van het blad. |
F7 |
Controleert de spelling in het huidige blad. |
CommandCtrl+F7 |
Opent de thesaurus als de huidige cel tekst bevat. |
F8 |
Schakelt de modus voor aanvullende selectie in of uit. In deze modus kunt u de pijltoetsen gebruiken om de selectie uit te breiden. U kunt ook in een andere cel klikken om de selectie uit te breiden. |
CommandCtrl+F8 |
Markeert cellen met waarden. |
F9 |
Berekent gewijzigde formules in het huidige werkblad opnieuw. |
CommandCtrl+Shift+F9 |
Berekent alle formules in alle werkbladen opnieuw. |
CommandCtrl+F9 |
Werkt het geselecteerde diagram bij. |
Command+TF11 |
Opent het venster Stijlen en opmaak waar u een opmaakprofiel op de inhoud van de cel of het huidige blad kunt toepassen. |
Shift+F11 |
Maakt een documentsjabloon. |
Shift+Command+Ctrl+F11 |
Werkt de sjablonen bij. |
F12 |
Groepeert het geselecteerde gegevensbereik. |
CommandCtrl+F12 |
Heft de groepering van het geselecteerde gegevensbereik op. |
OptionAlt+Pijl omlaag |
Vergroot de hoogte van de huidige rij (alleen in OpenOffice.org legacy compatibility mode). |
OptionAlt+Pijl omhoog |
Verlaagt de hoogte van de huidige rij (alleen in OpenOffice.org legacy compatibility mode). |
OptionAlt+Pijl naar rechts |
Maakt de huidige kolom breder. |
OptionAlt+Pijl naar links |
Maakt de huidige kolom smaller. |
OptionAlt+Shift+pijltoets |
Optimaliseert de kolombreedte of rijhoogte op basis van de huidige cel. |
Cellen opmaken met behulp van sneltoetsen
De volgende celopmaak kan met het toetsenbord worden toegepast:
Sneltoetsen |
Effect |
CommandCtrl+1 (niet op het numerieke toetsenblok) |
Open dialoogvenster Cellen opmaken |
CommandCtrl+Shift+1 (niet op het numerieke toetsenblok) |
Twee decimalen, scheidingsteken voor duizendtallen |
CommandCtrl+Shift+2 (niet op het numerieke toetsenblok) |
Standaard exponentiële notatie |
CommandCtrl+Shift+3 (niet op het numerieke toetsenblok) |
Standaardnotatie voor datums |
CommandCtrl+Shift+4 (niet op het numerieke toetsenblok) |
Standaard valutanotatie |
CommandCtrl+Shift+5 (niet op het numerieke toetsenblok) |
Standaardnotatie voor percentages (twee decimalen) |
CommandCtrl+Shift+6 (niet op het numerieke toetsenblok) |
Standaardnotatie |
De draaitabel gebruiken
Toetsen |
Effect |
Tab |
Wijzigt de focus door vooruit te gaan door de gebieden en knoppen van het dialoogvenster. |
Shift+Tab |
Wijzigt de focus door achteruit te gaan door de gebieden en knoppen van het dialoogvenster. |
pijl omhoog |
Verplaatst de focus één item hoger in het huidige dialooggebied. |
Pijl omlaag |
Verplaatst de focus één item lager in het huidige dialooggebied. |
Pijl links |
Verplaatst de focus één item naar links in het huidige dialooggebied. |
Pijl rechts |
Verplaatst de focus één item naar rechts in het huidige dialooggebied. |
Home |
Selecteert het eerste item in het huidige dialooggebied. |
End |
Selecteert het laatste item in het huidige dialooggebied. |
OptionAlt en het onderstreepte teken in het woord 'Rij' |
Kopieert of verplaatst het huidige veld naar het gebied Rij. |
OptionAlt en het onderstreepte teken in het woord 'Kolom' |
Kopieert of verplaatst het huidige veld naar het gebied Kolom. |
OptionAlt en het onderstreepte teken in het woord 'Gegevens' |
Kopieert of verplaatst het huidige veld naar het gebied Gegevens. |
CommandCtrl+pijl omhoog |
Verplaatst het huidige veld één plaats omhoog. |
CommandCtrl+pijl omlaag |
Verplaatst het huidige veld één plaats omlaag. |
CommandCtrl+pijl naar links |
Verplaatst het huidige veld één plaats naar links. |
CommandCtrl+pijl naar rechts |
Verplaatst het huidige veld één plaats naar rechts. |
CommandCtrl + Home |
Verplaatst het huidige veld naar de eerste plaats. |
CommandCtrl+ End |
Verplaatst het huidige veld naar de laatste plaats. |
OptionAlt+O |
Geeft de opties voor het huidige veld weer. |
Delete |
Verwijdert het huidige veld uit het gebied. |