Statistische functies - deel vier

GEMIDDELDE.ALS-functie

Geeft het rekenkundig gemiddelde van alle cellen in een bereik die aan een bepaalde voorwaarde voldoen. De GEMIDDELDE.ALS-functie telt alle resultaten op die overeenkomen met de logische test en deelt dit totaal door het aantal geselecteerde waarden.

GEMIDDELDE.ALS

Geeft het rekenkundig gemiddelde van alle cellen in een bereik die voldoen aan meerdere opgegeven criteria . De GEMIDDELDEN.ALS-functie telt alle resultaten die overeenkomen met de logische tests op en deelt dit totaal door het aantal geselecteerde waarden.

AVEDEV

Geeft als resultaat het gemiddelde van de absolute afwijkingen van gegevenspunten van hun gemiddelde. Het toont de spreiding in een gegevensverzameling.

Syntaxis

GEM.DEVIATIE(Getal1; Getal2; ...; Getal30)

Getal1, Getal2, ..., Getal30 zijn waarden of bereiken die een steekproef vertegenwoordigen. Elk getal kan ook worden vervangen door een verwijzing.

Voorbeeld

=GEM.DEVIATIE(A1:A50)

AVERAGE

Geeft als resultaat het gemiddelde van de argumenten.

Syntaxis

GEMIDDELDE(Getal1; Getal2; ...; Getal30)

Getal1, Getal2, ..., Getal30 zijn numerieke waarden of bereiken.

Voorbeeld

=GEMIDDELDE(A1:A50)

AVERAGEA

Geeft als resultaat het gemiddelde van de argumenten. De waarde van een tekst is 0.

Syntaxis

GEMIDDELDEA(Waarde1; Waarde2; ...; Waarde30)

Waarde1, Waarde2, ..., Waarde30 zijn waarden of bereiken. Tekst heeft de waarde 0.

Voorbeeld

=GEMIDDELDEA(A1:A50)

KWARTIEL

Geeft als resultaat het kwartiel van een gegevensverzameling.

Syntaxis

KWARTIEL(Gegevens; Type)

Gegevens vertegenwoordigt de matrix van gegevens in de steekproef.

Type vertegenwoordigt het soort percentiel. (0 = MIN, 1 = 25%, 2 = 50% (MEDIAAN), 3 = 75% en 4 = MAX.)

Voorbeeld

=KWARTIEL(A1:A50;2) geeft de waarde terug waarmee 50% van de schaal overeenkomt met de laagste tot en met de hoogste waarde in het bereik A1:A50.

KWARTIEL.EXC

Geeft een gevraagd kwartiel van een opgegeven bereik van waarden, op basis van een percentiel-bereik van 0 tot 1 exclusief.

Notitiepictogram

Het verschil tussen KWARTIEL.INC en KWARTIEL.EXC is dat de KWARTIEL.INC-functie zijn berekening baseert op een percentagegebied van 0 tot 1 inclusief, terwijl de KWARTIEL.EXC-functie zijn berekening baseert op een percentagegebied van 0 tot 1 exclusief.


Syntaxis

KWARTIEL(Gegevens; Type)

Gegevens vertegenwoordigt het bereik van gegevens waarvoor de opgegeven kwartiel moet worden berekend..

Type Een geheel getal tussen 1 en 3, die de vereiste kwartiel vertegenwoordigd. (als type = 1 of 3, het geleverde gebied moet meer dan 2 waardes bevatten)

Voorbeeld

=KWARTIEL.EXC(A1:A50;2) geeft de waarde terug waarmee 50% van de schaal overeenkomt met de laagste tot en met de hoogste waarde in het bereik A1:A50.

KWARTIEL.INC

Geeft als resultaat het kwartiel van een gegevensverzameling.

Notitiepictogram

Het verschil tussen KWARTIEL.INC en KWARTIEL.EXC is dat de KWARTIEL.INC-functie zijn berekening baseert op een percentagegebied van 0 tot 1 inclusief, terwijl de KWARTIEL.EXC-functie zijn berekening baseert op een percentagegebied van 0 tot 1 exclusief.


Syntaxis

KWARTIEL(Gegevens; Type)

Gegevens vertegenwoordigt de matrix van gegevens in de steekproef.

Type vertegenwoordigt het soort percentiel. (0 = MIN, 1 = 25%, 2 = 50% (MEDIAAN), 3 = 75% en 4 = MAX.)

Voorbeeld

=KWARTIEL.EXC(A1:A50;2) geeft de waarde terug waarmee 50% van de schaal overeenkomt met de laagste tot en met de hoogste waarde in het bereik A1:A50.

MAX

Geeft als resultaat de maximumwaarde in een lijst van argumenten.

Geeft 0 terug als er geen numerieke waarde en geen fout werd tegengekomen in het(de) celbereik(en) die worden opgegeven als celverwijzing(en). Tekstcellen worden genegeerd door MIN() en MAX(). De functies MINA() en MAXA() geven 0 terug als er geen waarde (numeriek of tekst) en geen fout werd tegengekomen. Opgeven van een letter tekenreeks-argument voor MIN() of MAX(), bijvoorbeeld MIN("tekenreeks"), levert nog steeds een fout op.

Syntaxis

MAX(Getal1; Getal2; ...; Getal30)

Getal1, Getal2, ..., Getal30 zijn numerieke waarden of bereiken.

Voorbeeld

=MAX(A1;A2;A3;50;100;200) geeft de hoogste waarde in de lijst terug.

=MAX(A1:B100) geeft de hoogste waarde in de lijst terug.

MAXA

Geeft als resultaat de maximumwaarde in een lijst van argumenten. In tegenstelling tot MAX kunt u hier ook tekst invoeren. De waarde van de tekst is 0.

De functies MINA() en MAXA() geven 0 terug als er geen waarde (numeriek of tekst) en geen fout werd tegengekomen.

Syntaxis

MAXA(Waarde1; Waarde2; ...; Waarde30)

Waarde1, Waarde2, ..., Waarde30 zijn waarden of bereiken. Tekst heeft de waarde 0.

Voorbeeld

=MAX(A1;A2;A3;50;100;200"Tekst") geeft de hoogste waarde in de lijst terug.

=MAXA(A1:B100) geeft de hoogste waarde in de lijst terug.

MEDIAAN

Geeft als resultaat de mediaan van een verzameling getallen. In een set die een oneven aantal waarden bevat zal de mediaan het getal zijn in het midden van de verzameling en in een set die een even aantal waarden bevat zal het het gemiddelde van de twee waarden in het midden van de verzameling zijn.

Syntaxis

MEDIAAN(Getal1; Getal2; ...; Getal30)

Getal1, Getal2, ..., Getal30 zijn waarden of bereiken die een steekproef vertegenwoordigen. Elk getal kan ook worden vervangen door een verwijzing.

Voorbeeld

voor een oneven getal: =MEDIAAN(1;5;9;20;21) geeft 9 terug als de mediaan.

voor een even getal: =MEDIAAN(1;5;9;20) geeft het gemiddelde van de twee middelste waarden 5 en 9, dus 7.

MIN

Geeft als resultaat de minimumwaarde in een lijst van argumenten.

Geeft 0 terug als er geen numerieke waarde en geen fout werd tegengekomen in het(de) celbereik(en) die worden opgegeven als celverwijzing(en). Tekstcellen worden genegeerd door MIN() en MAX(). De functies MINA() en MAXA() geven 0 terug als er geen waarde (numeriek of tekst) en geen fout werd tegengekomen. Opgeven van een letterlijk tekenreeks-argument voor MIN() of MAX(), bijvoorbeeld MIN("tekenreeks"), levert nog steeds een fout op.

Syntaxis

MIN(Getal1; Getal2; ...; Getal30)

Getal1, Getal2, ..., Getal30 zijn numerieke waarden of bereiken.

Voorbeeld

=MINA(A1:B100) geeft de laagste waarde in de lijst terug.

MINA

Geeft als resultaat de minimumwaarde in een lijst van argumenten. Hier kunt u ook tekst invoeren. De waarde van de tekst is 0.

De functies MINA() en MAXA() geven 0 terug als er geen waarde (numeriek of tekst) en geen fout werd tegengekomen.

Syntaxis

MINA(Getal1; Getal2; ...; Waarde30)

Waarde1, Waarde2, ..., Waarde30 zijn waarden of bereiken. Tekst heeft de waarde 0.

Voorbeeld

=MINA(1;"Tekst";20) geeft 0 terug.

=MINA(A1:B100) geeft de laagste waarde in de lijst terug.

MODUS

Geeft als resultaat de meest algemene waarde in een set gegevens. Als zijn er meer waarden zijn die in dezelfde mate voorkomen, geeft het als resultaat de kleinste waarde. Een foutmelding wordt gegeven wanneer geen enkele waarde meer dan eens aanwezig is.

Notitiepictogram

Deze functie maakt deel uit van het Open Document Format voor Office Applications (OpenDocument) standaard versie 1.2. (ISO/IEC 26300: 2-2015)


Syntaxis

MODUS(Getal1; Getal2; ...; Getal30)

Getal1, Getal2, ..., Getal30 zijn numerieke waarden of bereiken.

Voorbeeld

=MODUS(A1:A50)

MODUS.ENKELV

Geeft als resultaat de meest voorkomende, of de meest herhaalde waarde in een set of bereik van gegevens. Als er meer waarden zijn die in dezelfde mate voorkomen, geeft het als resultaat de kleinste waarde. Een foutmelding wordt gegeven wanneer geen enkele waarde meer dan een keer aanwezig is.

Syntaxis

MODUS.ENKELV(Getal1; Getal2; ...; Getal30)

Getal1, Getal2, ..., Getal30 zijn numerieke waarden of bereiken.

Waarschuwingspictogram

Als de gegevens set geen dubbele gegevenspunten bevat, geeft MODE.ENKELV de foutwaarde #WAARDE! terug.


Voorbeeld

=MODUS(A1:A50)

MODUS.MEERV

Retourneert een verticale matrix van de statistische modi (de meest voorkomende waarden) binnen een lijst van de geleverde getallen.

Syntaxis

MODUS.MEERV(Getal1; Getal2; ...; Getal30)

Getal1, Getal2, ..., Getal30 zijn numerieke waarden of bereiken.

Waarschuwingspictogram

Als de MODE.MEERV-functie een matrix van waarden geeft, moet het als een matrixformule worden ingevoerd. Als de functie niet als matrixformule wordt ingevoerd, wordt alleen de eerste modus geretourneerd, die gelijk is aan de MODE.ENKELV-functie.


Voorbeeld

=MODUS(A1:A50)

NEGBINOM.VERD

Geeft als resultaat de negatieve binomiale dichtheid of de verdeling van de functie.

Syntaxis

NEGBINOM.VERD(X; R; SP; Cumulatieve)

X vertegenwoordigt de waarde die als resultaat voor niet geslaagde testen gegeven wordt.

R vertegenwoordigt de waarde die als resultaat voor geslaagde testen gegeven wordt.

Kans is de succeskans van een poging.

Cumulatief = 0 berekent de dichtheidsfunctie, Cumulatief = 1 berekent de verdeling.

Voorbeeld

=NEGBINOM.VERD(1;1;0,5) geeft 0,25 terug.

=NEGBINOM.VERD(1;1;0,5) geeft 0,25 terug.

NEGBINOMVERD

Geeft als resultaat de negatieve binomiale verdeling.

Syntaxis

NEGBINOMVERD(X; R; Kans)

X vertegenwoordigt de waarde die als resultaat voor niet geslaagde testen gegeven wordt.

R vertegenwoordigt de waarde die als resultaat voor geslaagde testen gegeven wordt.

Kans is de succeskans van een poging.

Voorbeeld

=NEGBINOMVERD(1;1;0,5) geeft 0,25 terug.

NORM.INV

Geeft als resultaat de inverse van de normale cumulatieve verdeling.

Syntaxis

NORM.INV(Getal; Gemiddelde; StAfw)

Getal vertegenwoordigt de kanswaarde volgens welke de inverse normale verdeling zou moeten worden berekend.

Gemiddelde vertegenwoordigt de middenwaarde van de normaal-verdeling.

StAfw is de standaardafwijking voor de normaal-verdeling.

Voorbeeld

=NORM.INV(0,9;63;5) geeft 69,4077578277 terug. Als het gemiddelde ei 63 gram weegt met een standaardafwijking van 5, dan is de waarschijnlijkheid 90% dat het ei niet zwaarder zal zijn dan 69,41 gram.

NORM.VERD

Geeft als resultaat de dichtheidsfunctie of de normale cumulatieve verdeling.

Syntaxis

NORM.VERD(Getal; Gemiddelde; StAfw; C)

Getal is de waarde van de verdeling op basis waarvan de normale verdeling moet worden berekend.

Gemiddelde is het lineaire midden van de verdeling.

StAfw is de standaardafwijking voor de verdeling.

C = 0 berekent de dichtheidsfunctie, C = 1 berekent de verdeling.

Voorbeeld

=NORM.VERD(70;63;5;0) geeft 0,03 terug.

=NORM.VERD(70;63;5;1) geeft 0,92 terug.

NORMINV

Geeft als resultaat de inverse van de normale cumulatieve verdeling.

Syntaxis

NORMINV(Getal; Gemiddelde; StAfw)

Getal vertegenwoordigt de kanswaarde volgens welke de inverse normale verdeling zou moeten worden berekend.

Gemiddelde vertegenwoordigt de middenwaarde in een normale verdeling.

StAfw is de standaardafwijking voor de normale verdeling.

Voorbeeld

=NORMINV(0,9;63;5) geeft 69,41 terug. Als het gemiddelde ei 63 gram weegt met een standaardafwijking van 5, dan is de waarschijnlijkheid 90% dat het ei niet zwaarder zal zijn dan 69,41 gram.

NORMVERD

Geeft als resultaat de dichtheidsfunctie van de normale cumulatieve verdeling.

Syntaxis

NORMVERD(Getal; Gemiddelde; StAfw; C)

Getal is de waarde van de verdeling op basis waarvan de normale verdeling moet worden berekend.

Gemiddelde is het lineaire midden van de verdeling.

StAfw is de standaardafwijking voor de verdeling.

C is optioneel. C = 0 berekent de dichtheidsfunctie, C = 1 berekent de verdeling.

Voorbeeld

=NORMVERD(70;63;5;0) geeft 0,03 terug.

=NORMVERD(70;63;5;1) geeft 0,92 terug.

PEARSON

Geeft als resultaat de Pearson correlatiecoëfficient r.

Syntaxis

PEARSON(Gegevens1; Gegevens2)

Gegevens1 is de matrix van de eerste gegevensverzameling.

Gegevens2 is de matrix van de tweede gegevensverzameling.

Voorbeeld

=PEARSON(A1:A30;B1:B30) geeft de Pearson-correlatie coëfficiënt van beide gegevensverzamelingen.

PERCENT.RANG

Geeft als resultaat de procentuele rang van een waarde in een steekproef.

Syntaxis

PERCENT.RANG(Gegevens; Waarde; Significantie)

Gegevens vertegenwoordigt de matrix van gegevens in de steekproef.

Waarde vertegenwoordigt de waarde waarvan de procentuele rang moet worden bepaald.

Significantie Een optioneel argument dat het aantal beduidende cijfers specificeert, waar het geretourneerde percentage op wordt afgerond. Indien weggelaten, wordt een waarde van 3 toegepast.

Voorbeeld

=PERCENT.RANG(A1:A50;50) geeft het rangpercentage met de waarde 50 uit het totale bereik van alle gevonden waarden in A1:A50. Als 50 buiten het totale bereik valt zal een foutbericht verschijnen.

PERCENTIEL

Geeft het alfa-percentiel van gegevenswaarden in een matrix. Een percentiel geeft de schaalwaarde voor een gegevensreeks die loopt van de kleinste (Alpha=0) tot en met de grootste waarde (alpha=1) van een gegevensreeks. Voor het percentiel Alpha = 25% betekent dit het eerste kwartiel; Alpha = 50% is de MEDIAAN.

Syntaxis

PERCENTIEL(Gegevens;Alfa)

Gegevens vertegenwoordigt de matrix van gegevens.

Alfa vertegenwoordigt het percentage van de percentiel tussen 0 en 1.

Voorbeeld

=PERCENTIEL(A1:A50;0,1) vertegnwoordigt de waarde in de gegevensverzameling die gelijk is aan 10% van de totale gegevensschaal in A1:A50.

PERCENTIEL.EXC

Geeft het Alpha-percentiel van een geleverde reeks waardes voor een gegeven waarde van Alpha, binnen een reeks van 0 tot 1 (exclusie). Een percentiel geeft de schaalwaarde voor een data-serie die gaat van de kleinste (Alpha=0) tot de grootste waarde (Alpha=1) van een gegevensreeks. Voor Alpha = 25%, betekent het percentiel het eerste kwartiel; Alpha = 50% is de mediaan.

Waarschuwingspictogram

Als Alpha niet een meervoud van 1/(n+1) is (waar n het aantal waardes in de geleverde matrix is), interpoleert de functie tussen de waarden in de geleverde matrix, om de percentielwaarde te berekenen. Hoewel, als Alpha kleiner is dan 1/(n+1) of als Alpha groter is dan n/(n+1), kan de functie niet interpoleren en eindigt in een fout.


Notitiepictogram

Het verschil tussen PERCENTILE.INC en PERCENTILE.EXC is dat, in de PERCENTILE.INC-functie, de waarde van alpha binnen het bereik van 0 tot 1 inclusief is en de PERCENTILE.EXC-functie, de waarde van alpha binnen het bereik van 0 tot 1 exclusief is.


Syntaxis

PERCENTIEL(Gegevens;Alfa)

Gegevens vertegenwoordigt de matrix van gegevens.

Alfa vertegenwoordigt het percentage van de percentiel tussen 0 en 1.

Voorbeeld

=PERCENTILE.EXC(A1:A50;10%) vertegenwoordigt de waarde in de gegevensverzameling die gelijk is aan 10% van de totale gegevensschaal in A1:A50.

PERCENTIEL.INC

Geeft het alfa-percentiel van gegevenswaarden in een matrix. Een percentiel geeft de schaalwaarde voor een gegevensreeks die loopt van de kleinste (Alpha=0) tot en met de grootste waarde (alpha=1) van een gegevensreeks. Voor het percentiel Alpha = 25% betekent dit het eerste kwartiel; Alpha = 50% is de MEDIAAN.

Notitiepictogram

Het verschil tussen PERCENTILE.INC en PERCENTILE.EXC is dat, in de PERCENTILE.INC-functie, de waarde van alpha binnen het bereik van 0 tot 1 inclusief is en de PERCENTILE.EXC-functie, de waarde van alpha binnen het bereik van 0 tot 1 exclusief is.


Syntaxis

PERCENTIEL(Gegevens;Alfa)

Gegevens vertegenwoordigt de matrix van gegevens.

Alfa vertegenwoordigt het percentage van de percentiel tussen 0 en 1.

Voorbeeld

=PERCENTIEL(A1:A50;0,1) vertegenwoordigt de waarde in de gegevensverzameling die gelijk is aan 10% van de totale gegevensschaal in A1:A50.

PHI

Geeft als resultaat de waarden van de verdelingsfunctie voor een standaardnormale verdeling.

Syntaxis

PHI(Getal)

Getal vertegenwoordigt de waarde op basis waarvan de standaardnormale verdeling wordt berekend.

Voorbeeld

=PHI(2,25) = 0,03

=PHI(-2,25) = 0,03

=PHI(0) = 0,4

POISSON

Geeft als resultaat de Poisson verdeling.

Syntaxis

POISSON(Getal; Gemiddelde; C)

Getal vertegenwoordigt de waarde op basis waarvan de Poisson verdeling wordt berekend.

Gemiddelde vertegenwoordigt de middenwaarde van de Poisson-verdeling.

C (optioneel) = 0 of Onwaar berekent de dichtheidsfunctie; C = 1 of Waar berekent de verdeling. Indien weggelaten wordt de standaard waarde Waar ingevoegd als u het document opslaat, voor de beste compatibiliteit met andere programma's en ouder versies van LibreOffice.

Voorbeeld

=POISSON(60;50;1) geeft 0,93 terug.

POISSON.VERD

Geeft als resultaat de Poisson verdeling.

Syntaxis

POISSON(Getal; Gemiddelde; C)

Getal vertegenwoordigt de waarde op basis waarvan de Poisson-verdeling wordt berekend.

Gemiddelde vertegenwoordigt de middenwaarde van de Poisson-verdeling.

C (optioneel) = 0 of ONWAAR berekent de dichtheidsfunctie; C = 1 of WAAR berekent de verdeling. Indien weggelaten wordt de standaard waarde WAAR ingevoegd als u het document opslaat, voor de beste compatibiliteit met andere programma's en ouder versies van LibreOffice.

Voorbeeld

=POISSON(60;50;1) geeft 0,93 terug.

PROCENTRANG.EXC

Geeft de relatieve positie, tussen 0 en 1 (exclusief), van een gespecificeerde waarde bnnen een geleverd gebied.

Notitiepictogram

Het verschil tussen PERCENT.RANG.INC en PERCENT.RANG.EXC is dat PERCENT.RANG.INC de waarde in het bereik van 0 tot 1 inclusief berekent, terwijl PERCENT.RANG.EXC de waarde in het bereik van 0 tot 1 exclusief berekent.


Syntaxis

PROCENTRANG.EXC(Gegevens;Waarde;Significantie)

Gegevens vertegenwoordigt de matrix van gegevens in de steekproef.

Waarde vertegenwoordigt de waarde waarvan de procentuele rang moet worden bepaald.

Significantie Een optioneel argument dat het aantal beduidende cijfers specificeert, waar het geretourneerde percentage op wordt afgerond .

Voorbeeld

=PERCENT.RANG.INC(A1:A50;50) geeft het rangpercentage met de waarde 50 uit het totale bereik van alle gevonden waarden in A1:A50. Als 50 buiten het totale bereik valt zal een foutbericht verschijnen.

PROCENTRANG.INC

Geeft de relatieve positie, tussen 0 en 1 (inclusief), van een vastgestelde waarde binnen een geleverd gebied.

Notitiepictogram

Het verschil tussen PERCENT.RANG.INC en PERCENT.RANG.EXC is dat PERCENT.RANG.INC de waarde in het bereik van 0 tot 1 inclusief berekent, terwijl PERCENT.RANG.EXC de waarde in het bereik van 0 tot 1 exclusief berekent.


Syntaxis

PROCENTRANG.INC(Gegevens;Waarde;Significantie)

Gegevens vertegenwoordigt de matrix van gegevens in de steekproef.

Waarde vertegenwoordigt de waarde waarvan de procentuele rang moet worden bepaald.

Significantie Een optioneel argument dat het aantal beduidende cijfers specificeert, waar het geretourneerde percentage op wordt afgerond.

Voorbeeld

=PERCENT.RANG.INC(A1:A50;50) geeft het rangpercentage met de waarde 50 uit het totale bereik van alle gevonden waarden in A1:A50. Als 50 buiten het totale bereik valt zal een foutbericht verschijnen.