Statistische functies - deel twee

F.INV.RZ

Geeft als resultaat de inverse van de F-distributie.

Syntaxis

F.INV.RZ(Getal; Vrijheidsgraden1; Vrijheidsgraden2)

Getal is kanswaarde waarvoor de inverse F-verdeling moet worden berekend.

VrijheidsGraden1 zijn de vrijheidsgraden in de teller van de F-verdeling.

VrijheidsGraden2 zijn de vrijheidsgraden in de noemer van de F-verdeling.

Voorbeeld

=F.INV.RZ(0,5;5;10) levert 0,9319331609 op.

F.INVERSE

Geeft als resultaat de inverse van de samengestelde F-verdeling. De F-verdeling wordt gebruikt bij F-tests om de relatie tussen twee verspreide gegevens hoeveelheden vast te stellen.

Syntaxis

F.INVERSE(Getal; Vrijheidsgraden1; Vrijheidsgraden2)

Getal is kanswaarde waarvoor de inverse F-verdeling moet worden berekend.

VrijheidsGraden1 zijn de vrijheidsgraden in de teller van de F-verdeling.

VrijheidsGraden2 zijn de vrijheidsgraden in de noemer van de F-verdeling.

Voorbeeld

=F.INVERSE(0,5;5;10) levert 0,93 op.

F.TEST

Geeft het resultaat van een F-test.

Syntaxis

F.TOETS(Gegevens1; Gegevens2)

Gegevens1 is de eerste recordmatrix.

Gegevens2 is de tweede recordmatrix.

Voorbeeld

=F.TOETS(A1:A30;B1:B12) berekent of de twee gegevensverzamelingen verschillend zijn in hun variantie en geeft de waarschijnlijkheid terug die beide verzamelingen zouden kunnen hebben uit dezelfde totale populatie.

F.VERDELING

Berekent de waarden van de linker zijde van de F-verdeling.

Syntaxis

F.VERDELING(Getal; Vrijheidsgraden1; Vrijheidsgraden2; Cumulatieve)

Getal is de waarde waarvoor de F-verdeling moet worden berekend.

VrijheidsGraden1 zijn de vrijheidsgraden in de teller van de F-verdeling.

VrijheidsGraden2 zijn de vrijheidsgraden in de noemer van de F-verdeling.

Cumulatieve = 0 of Onwaar berekent de dichtheidsfunctie Cumulatieve = 1 of Waar berekent de verdeling.

Voorbeeld

=F.VERDELING(0,8;8;12) levert 0,61 op.

=F.VERDELING(0,8;8;12) levert 0,61 op.

F.VERDELING.RZ

Berekent de waarden van de rechter zijde van de F-verdeling.

Syntaxis

F.VERDELING.RZ(Getal; Vrijheidsgraden1; Vrijheidsgraden2)

Getal is de waarde waarvoor de F-verdeling moet worden berekend.

VrijheidsGraden1 zijn de vrijheidsgraden in de teller van de F-verdeling.

VrijheidsGraden2 zijn de vrijheidsgraden in de noemer van de F-verdeling.

Voorbeeld

=F.VERDELING.RZ(0,8;8;12) levert 0,61 op.

FINVERSE

Geeft als resultaat de inverse van de F-kansverdeling. De F-verdeling wordt gebruikt bij F-toetsen om de relatie tussen twee verspreide gegevens hoeveelheden vast te stellen.

Syntaxis

FINVERSE(Getal; Vrijheidsgraden1; Vrijheidsgraden2)

Getal is kanswaarde waarvoor de inverse F-verdeling moet worden berekend.

VrijheidsGraden1 zijn de vrijheidsgraden in de teller van de F-verdeling.

VrijheidsGraden2 zijn de vrijheidsgraden in de noemer van de F-verdeling.

Voorbeeld

=FINVERSE(0,5;5;10) levert 0,93 op.

FISHER

Geeft als resultaat de Fisher-transformatie van X en vormt een functie die een normale verdeling benadert.

Syntaxis

FISHER(Getal)

Getal is de waarde die getransformeerd moet worden.

Voorbeeld

=FISHER(0,5) levert 0,55 op.

FISHER.INV

Geeft als resultaat de inverse van de Fisher-transformatie voor X en vormt een functie die een normale verdeling benadert.

Syntaxis

FISHER.INV(Getal)

Getal is de waarde die de omgekeerde transformatie moet ondergaan.

Voorbeeld

=FISHER.INV(0,5) levert 0,46 op.

FTOETS

Geeft het resultaat van een F-toets.

Syntaxis

FTOETS(Gegevens1; Gegevens2)

Gegevens1 is de eerste recordmatrix.

Gegevens2 is de tweede recordmatrix.

Voorbeeld

=FTOETS(A1:A30;B1:B12) berekent of de twee gegevensverzamelingen verschillend zijn in hun variantie en geeft de waarschijnlijkheid terug die beide verzamelingen zouden kunnen hebben uit dezelfde totale populatie.

FVERDELING

Berekent de waarden van een F-verdeling.

Syntaxis

FVERDELING(Getal; Vrijheidsgraden1; Vrijheidsgraden2)

Getal is de waarde waarvoor de F-verdeling moet worden berekend.

VrijheidsGraden1 zijn de vrijheidsgraden in de teller van de F-verdeling.

VrijheidsGraden2 zijn de vrijheidsgraden in de noemer van de F-verdeling.

Voorbeeld

=FVERDELING(0,8;8;12) levert 0,61 op.

GAMMA

Geeft de waarde voor de functie GAMMA. Merk op dat GAMMAINV niet de inverse is van GAMMA, maar van GAMMAVERD.

Syntaxis

Getal is de waarde waarvoor de functie GAMMA moet worden berekend.

GAMMA.INV

Geeft als resultaat de inverse van de cumulatieve gammaverdeling GAMMAVERD. Deze functie staat bewerking van variabelen met verschillende verdeling toe.

Deze functie is identiek aan GAMMAINV en werd ingevoerd voor interoperabiliteit met andere office suites.

Syntaxis

GAMMA.INV(Getal; Alfa; Bèta)

Getal is de kanswaarde waarvoor de inverse gammaverdeling berekend moet worden.

Alfa is de Alfa-parameter van de gammaverdeling.

Beta is de Bèta-parameter van de gammaverdeling

Voorbeeld

=GAMMA.INV(0,8;1;1) levert 1,61 op.

GAMMA.LN

Geeft als resultaat de natuurlijke logaritme van de gammafunctie: G(x).

Syntaxis

GAMMA.LN(Getal)

Getal is de waarde waarvan de natuurlijke logaritme van de gammafunctie moet worden berekend.

Voorbeeld

=GAMMA.LN(2) levert 0 op.

GAMMA.LN.NAUWKEURIG

Geeft als resultaat de natuurlijke logaritme van de gammafunctie: G(x).

Syntaxis

GAMMA.LN.NAUWKEURIG(Getal)

Getal is de waarde waarvan de natuurlijke logaritme van de gammafunctie moet worden berekend.

Voorbeeld

=GAMMA.LN(2) levert 0 op.

GAMMA.VERD

Geeft als resultaat de waarden van een gammaverdeling.

De inverse functie is GAMMAINV of GAMMA.INV.

Deze functie is identiek aan GAMMAVERD en werd ingevoerd voor interoperabiliteit met andere office suites.

Syntaxis

GAMMA.VERD(Getal; Alfa; Bèta; K)

Getal is de waarde waarvoor de F-verdeling moet worden berekend.

Alfa is de Alfa-parameter van de gammaverdeling.

Beta is de Bèta-parameter van de gammaverdeling.

C (optioneel) = 0 of ONWAAR berekent de dichtheidsfunctie; C = 1 of WAAR berekent de verdeling.

Voorbeeld

=GAMMA.VERD(2;1;1;1) levert 0,86 op.

GAMMAINV

Geeft als resultaat de inverse van de cumulatieve gammaverdeling GAMMAVERD. Deze functie staat bewerking van variabelen met verschillende verdeling toe.

Syntaxis

GAMMAINV(Getal; Alfa; Bèta)

Getal is de kanswaarde waarvoor de inverse gammaverdeling berekend moet worden.

Alfa is de Alfa-parameter van de gammaverdeling.

Beta is de Bèta-parameter van de gammaverdeling

Voorbeeld

=GAMMAINV(0,8;1;1) levert 1,61 op.

GAMMAVERD

Geeft als resultaat de kansen van een gammaverdeling.

De inverse functie is GAMMAINV.

Syntaxis

GAMMAVERD(Getal; Alfa; Bèta; K)

Getal is de waarde waarvoor de F-verdeling moet worden berekend.

Alfa is de Alfa-parameter van de gammaverdeling.

Beta is de Bèta-parameter van de gammaverdeling.

C (optioneel) = 0 of Onwaar berekent de dichtheidsfunctie; C = 1 of Waar berekent de verdeling.

Voorbeeld

=GAMMAVERD(2;1;1;1) levert 0,86 op.

GAUSS

Geeft als resultaat de cumulatieve standaardnormale verdeling.

Het is GAUSS(x)=NORMSDIST(x)-0.5

Syntaxis

GAUSS(Getal)

Getal is de waarde waarvoor de waarde van de standaardnormale verdeling wordt berekend.

Voorbeeld

=GAUSS(0,19) = 0,08

=GAUSS(0,0375) = 0,01

GETRIMD.GEM

Geeft als resultaat het gemiddelde van een steekproef zonder grenswaarden.

Syntaxis

GETRIMD.GEM(Gegevens; Alfa)

Gegevens is de matrix van gegevens in de steekproef.

Alfa is het percentage van de grenswaarden die niet in aanmerking zullen worden genomen.

Voorbeeld

=GETRIMD.GEM(A1:A50; 0,1) berekent de gemiddelde waarde van de getallen in A1:A50, zonder rekening te houden met de 5 procent van de waarden die de hoogste waarden vertegenwoordigen en de 5 procent van de waarden die de laagste waarden vertegenwoordigen. Het percentage getallen verwijst naar de hoeveelheid van de niet-getrimde gemiddelde waarde, niet naar het aantal op te tellen items.

HARM.GEM

Geeft als resultaat het harmonisch gemiddelde van een set gegevens.

Syntaxis

HARM.GEM(Getal1; Getal2; ...; Getal30)

Getal1,Getal2, ..., Getal30 zijn maximaal 30 waarden of bereiken die kunnen worden gebruikt om het harmonisch gemiddelde te berekenen.

Voorbeeld

=HARM.GEM(23;46;69) = 37,64. Het harmonisch gemiddelde van deze willekeurige steekproef is dus 37,64

HYPERGEO.VERD

Geeft als resultaat de hypergeometrische verdeling.

Syntaxis

HYPERGEO.VERD(X; ASteekproef; Succes; APopulatie)

X is het aantal positieve uitkomsten in de steekproef.

ASteekproef is de grootte van de willekeurige steekproef.

Gunstige uitkomsten is het aantal mogelijke positieve uitkomsten in de gehele populatie.

Grootte is de grootte van de gehele populatie.

Cumulatief 0 of ONWAAR berekent de kansdichtheidsfunctie. Elke andere waarde of WAAR of weggelaten berekent de cumulatieve verdelingsfunctie.

Voorbeelden

=HYPERGEO.VERD(2;2;90;100) levert 0,8090909091 op. Als 90 van 100 stukken beboterde toast van tafel vallen en op de grond vallen met de beboterde zijde eerst en als dan 2 stukken beboterde toast van tafel worden gegooid is de waarschijnlijkheid 81% dat beide eerst op de beboterde zijde zullen vallen.

=HYPGEOM.VERD(2;2;90;100;1) levert 1 op.

HYPERGEOVERD

Geeft als resultaat de hypergeometrische verdeling.

Syntaxis

HYPERGEOVERD(X; ASteekproef; Succes; APopulatie)

X is het aantal positieve uitkomsten in de steekproef.

ASteekproef is de grootte van de willekeurige steekproef.

Gunstige uitkomsten is het aantal mogelijke positieve uitkomsten in de gehele populatie.

Grootte is de grootte van de gehele populatie.

Voorbeeld

=HYPERGEOVERD(2;2;90;100) levert 0,81 op. Als 90 van 100 stukken beboterde toast van tafel vallen en op de grond vallen met de beboterde zijde eerst en als dan 2 stukken beboterde toast van tafel worden gegooid is de waarschijnlijkheid 81% dat beide eerst op de beboterde zijde zullen vallen.

MEETK.GEM

Geeft als resultaat het meetkundig gemiddelde van een steekproef.

Syntaxis

MEETK.GEM(Getal1; Getal2; ...; Getal30)

Getal1, Getal2, ..., Getal30 zijn numerieke argumenten of bereiken die een willekeurige steekproef vertegenwoordigen.

Voorbeeld

=MEETK.GEM(23;46;69) = 41,79. De waarde van het meetkundig gemiddelde van deze willekeurige steekproef is daarom 41,79.

Z.TEST

Berekent de waarschijnlijkheid om een z-statistiek waar te nemen die groter is dan die welke is berekend aan de hand van een steekproef.

Syntaxis

Z.TEST(Gegevens; X; sigma)

Gegevens is de opgegeven steekproef, getrokken uit een normaal verdeelde populatie.

X is het bekende gemiddelde van de populatie.

sigma (optioneel) is de bekende standaardafwijking voor de populatie. Indien weggelaten wordt de standaardafwijking van de steekproef gebruikt.

Voorbeeld

=Z.TEST(A2:A20; 9; 2) geeft het resultaat van een z-test van een steekproef A2: A20 uit een populatie met een bekend gemiddelde van 9 en een bekende standaarddeviatie van 2.

ZTOETS

Berekent de waarschijnlijkheid om een z-statistiek waar te nemen die groter is dan die welke is berekend aan de hand van een steekproef.

Syntaxis

ZTOETS(Gegevens; X; sigma)

Gegevens is de opgegeven steekproef, getrokken uit een normaal verdeelde populatie.

X is het bekende gemiddelde van de populatie.

sigma (optioneel) is de bekende standaardafwijking voor de populatie. Indien weggelaten wordt de standaardafwijking van de steekproef gebruikt.

Bekijk ook de Wiki-pagina.