Financiële functies, deel drie
AFW.ET.PRIJS
Berekent de prijs per nominale waarde van 100 valuta-eenheden van een waardepapier als de eerste rentetermijn afwijkend valt.
Syntaxis
AFW.ET.PRIJS(Aankoopdatum; Vervaldatum; Uitgifte; EersteCoupon; Koers; Opbrengst; Aflossingswaarde; Frequentie; Basis)
Aankoopdatum is de datum van aankoop van het waardepapier.
Vervaldatum is de datum waarop het waardepapier afloopt (verloopt).
Uitgifte is de datum van uitgifte van het waardepapier.
EersteCoupon is de eerste rentedatum van het waardepapier.
Koers is de jaarlijkse rentekoers.
Opbrengst is de jaarlijkse opbrengst van het waardepapier.
Aflossingswaarde is de aflossingswaarde per 100 valutaeenheden van gelijke waarde.
Frequentie is het aantal rentebetalingen per jaar (1, 2 of 4).
AFW.ET.REND
Berekent het rendement van een waardepapier als de eerste rentetermijn afwijkend valt.
Syntaxis
AFW.ET.REND(Aankoopdatum; Vervaldatum; Uitgifte; EersteCoupon; Koers; Prijs; Aflossingswaarde; Frequentie; Basis)
Aankoopdatum is de datum van aankoop van het waardepapier.
Vervaldatum is de datum waarop het waardepapier afloopt (verloopt).
Uitgifte is de datum van uitgifte van het waardepapier.
EersteCoupon is de eerste renteperiode van het waardepapier.
Koers is de jaarlijkse rentekoers.
Prijs is de prijs van het waardepapier.
Aflossingswaarde is de aflossingswaarde per 100 valutaeenheden van gelijke waarde.
Frequentie is het aantal rentebetalingen per jaar (1, 2 of 4).
AFW.LT.PRIJS
Berekent de prijs per nominale waarde van 100 valuta-eenheden van een waardepapier als de laatste rentetermijn afwijkend valt.
Syntaxis
AFW.LT.PRIJS(Aankoopdatum; Vervaldatum; LaatsteRente; Rente; Opbrengst; Aflossingswaarde; Frequentie; Basis)
Aankoopdatum is de datum van aankoop van het waardepapier.
Vervaldatum is de datum waarop het waardepapier afloopt (verloopt).
LaatsteRente is de laatste rentedatum van het waardepapier.
Koers is de jaarlijkse rentekoers.
Opbrengst is de jaarlijkse opbrengst van het waardepapier.
Aflossingswaarde is de aflossingswaarde per 100 valutaeenheden van gelijke waarde.
Frequentie is het aantal rentebetalingen per jaar (1, 2 of 4).
Voorbeeld
Stortingsdatum: 7 Februari 1999, vervaldatum: 15 Juni 1999, laatste rentedatum: 15 October 1998. Rentepercentage: 3,75 procent, rendement: 4,05 procent, aflossingswaarde: 100 valutaeenheden, frequentie van betalingen: halfjaarlijks = 2, basis: = 0
De koers per 100 valutaeenheden van gelijke waarde van een waardepapier met een afwijkende laatste rentedatum wordt als volgt berekend:
=AFW.LT.PRIJS("07-02-1999";"15-06-1999";"15-10-1998"; 0,0375; 0,0405;100;2;0) geeft 99,87829 terug.
AFW.LT.REND
Berekent het rendement van een waardepapier als de laatste rentetermijn afwijkend valt.
Syntaxis
AFW.LT.REND(Aankoopdatum; Vervaldatum; LaatsteRente; Koers; Prijs; Aflossingswaarde; Frequentie; Basis)
Aankoopdatum is de datum van aankoop van het waardepapier.
Vervaldatum is de datum waarop het waardepapier afloopt (verloopt).
LaatsteRente is de laatste rentedatum van het waardepapier.
Koers is de jaarlijkse rentekoers.
Prijs is de prijs van het waardepapier.
Aflossingswaarde is de aflossingswaarde per 100 valutaeenheden van gelijke waarde.
Frequentie is het aantal rentebetalingen per jaar (1, 2 of 4).
Voorbeeld
Stortingsdatum: 20 April 1999, vervaldatum: 15 Juni 1999, laatste rentedatum: 15 October 1998. Rentepercentage: 3,75 procent, koers: 99,875 valutaeenheden, aflossingswaarde: 100 valutaeenheden, frequentie van betalingen: halfjaarlijks = 2, basis: = 0
Het rendement van het waardepapier met een afwijkende laatste rentedatum wordt als volgt berekend:
=AFW.LT.REND ("20-04-1999";"15-06-1999"; "15-10-1998"; 0,0375; 99,875; 100;2;0) geeft 0,044873 of 4,4873%.
COUP.AANTAL
Geeft het aantal rentetermijnen (rentebetalingen) tussen de aankoopdatum en de vervaldag.
Syntaxis
COUP.AANTAL(Aankoopdatum; Vervaldatum; Frequentie; Basis)
Aankoopdatum is de datum van aankoop van het waardepapier.
Vervaldatum is de datum waarop het waardepapier afloopt (verloopt).
Frequentie is het aantal rentebetalingen per jaar (1, 2 of 4).
Voorbeeld
Een waardepapier wordt gekocht op 25-1-2001; de vervaldatum is 15-11-2001. Rente wordt halfjaarlijks betaald (frequentie is 2). Hoeveel rentebetalingen zijn er volgens de dagelijkse balansrente berekening (basis 3)?
=COUP.AANTAL("25-01-2001"; "15-11-2001"; 2; 3) geeft 2 terug.
COUP.DAGEN
Geeft het aantal dagen in de huidige renteperiode waarin de aankoopdatum valt.
Syntaxis
COUP.DAGEN(Aankoopdatum; Vervaldatum;Frequentie; Basis)
Aankoopdatum is de datum van aankoop van het waardepapier.
Vervaldatum is de datum waarop het waardepapier afloopt (verloopt).
Frequentie is het aantal rentebetalingen per jaar (1, 2 of 4).
Voorbeeld
Een waardepapier wordt gekocht op 25-01-2001; de afloopdatum is 15-11-2001. Rente wordt per half jaar betaald (frequentie is 2). Hoeveel dagen telt de renteperiode waarin de afloopdatum valt volgens de dagelijkse balansrente berekening (basis 3)?
=COUP.DAGEN("25-01-2001"; "15-11-2001"; 2; 3) geeft 181 terug.
COUP.DAGEN.BB
Geeft het aantal dagen vanaf de eerste dag van rentebetaling op een waardepapier tot de aankoopdatum.
Syntaxis
COUP.DAGEN.BB(Aankoopdatum; Vervaldatum; Frequentie; Basis)
Aankoopdatum is de datum van aankoop van het waardepapier.
Vervaldatum is de datum waarop het waardepapier afloopt (verloopt).
Frequentie is het aantal rentebetalingen per jaar (1, 2 of 4).
Voorbeeld
Een waardepapier wordt gekocht op 25-1-2001; de vervaldatum is 15-11-2001. Rente wordt halfjaarlijks betaald (frequentie is 2). Hoeveel dagen is dit volgens de dagelijkse balansrente berekening (basis 3)?
=COUP.DAGEN.BB ("25-01-2001"; "15-11-2001"; 2; 3) geeft 71 terug.
COUP.DAGEN.VV
Geeft het aantal dagen van de aankoopdatum tot de volgende rentetermijn.
Syntaxis
COUP.DATUM.NB(Aankoopdatum; Vervaldatum; Frequentie; Basis)
Aankoopdatum is de datum van aankoop van het waardepapier.
Vervaldatum is de datum waarop het waardepapier afloopt (verloopt).
Frequentie is het aantal rentebetalingen per jaar (1, 2 of 4).
Voorbeeld
Een waardepapier wordt gekocht op 25-01-2001; de vervaldatum is 15-11-2001. Rente wordt halfjaarlijks betaald (frequentie is 2). Hoeveel dagen zijn er volgens de dagelijkse balans renteberekening (basis 3) tot aan de volgende rentebetaling?
=COUP.DATUM.NB("25-01-2001"; "15-11-2001"; 2; 3) geeft 110 terug.
COUP.DATUM.NB
Geeft de datum van de eerste rentetermijn na de aankoopdatum. Noteer het resultaat als een datum.
Syntaxis
COUP.DAGEN.VV(Aankoopdatum; Vervaldatum;Frequentie; Basis)
Aankoopdatum is de datum van aankoop van het waardepapier.
Vervaldatum is de datum waarop het waardepapier afloopt (verloopt).
Frequentie is het aantal rentebetalingen per jaar (1, 2 of 4).
Voorbeeld
Een waardepapier wordt gekocht op 25-01-2001; de vervaldatum is 15-11-2001. Rente wordt halfjaarlijks betaald (frequentie is 2). Wanneer is volgens de dagelijkse balans rente berekening (basis 3) de volgende rentedatum?
=COUP.DAGEN.VV("25-01-2001"; "15-11-2001"; 2; 3) geeft 15-05-2001.
COUP.DATUM.VB
Geeft de datum van de rentetermijn voor de aankoopdatum. Noteer het resultaat als een datum.
Syntaxis
COUP.DATUM.VB(Aankoopdatum; Vervaldatum; Frequentie; Basis)
Aankoopdatum is de datum van aankoop van het waardepapier.
Vervaldatum is de datum waarop het waardepapier afloopt (verloopt).
Frequentie is het aantal rentebetalingen per jaar (1, 2 of 4).
Voorbeeld
Een waardepapier wordt gekocht op 25-1-2001; de vervaldatum is 15-11-2001. Rente wordt halfjaarlijks betaald (frequentie is 2). Wat was de rentedatum voorafgaand aan de aankoop volgens de dagelijkse balansrente berekening (basis 3)?
=COUP.DATUM.VB("25-01-2001"; "15-11-2001"; 2; 3) geeft 15-11-2000 terug.
IBET
Geeft als resultaat het rentebedrag voor een bepaalde termijn voor een investering, op basis van periodieke gelijke betalingen en gelijk blijvend rentepercentage.
Syntaxis
IBET(Koers; Periode; NPer; HW; TW; Type)
Rente is het periodieke rentepercentage.
P is de termijn waarvoor de samengestelde rente wordt berekend. P=NPER als voor de laatste termijn samengestelde rente wordt berekend.
NPer is het totale aantal perioden gedurende welke terugkerende betalingen worden verricht.
HW is de contante geldswaarde op dit moment in reeks van betalingen.
TW (optioneel) is de gewenste waarde (toekomstige waarde) aan het einde van de termijnen.
F is de datum waarop de periodiek betalingen voldaan moeten worden.
Voorbeeld
Wat is de samengestelde rente gedurende de vijfde termijn (jaar) als het vaste rentepercentage 5% is en de contante geldswaarde 15.000 valutaeenheden is? De periodieke betaling is zeven jaar.
=IBET(5%;5;7;15000) = -352,97 valutaeenheden. De samengestelde rente gedurende de vijfde periode (jaar) is 352,97 valutaeenheden.
IR.SCHEMA
Berekent het interne rendement voor een lijst van betalingen die op verschillende datums vallen. De berekening is gebaseerd op basis van een jaar met 365 dagen, waarbij schrikkeljaren genegeerd worden.
Als de betalingen op regelmatige basis plaatsvinden, gebruikt u functie IR.
Syntaxis
IR.SCHEMA(Waarden; Datums; Schatting)
Waarden en Datums verwijzen naar een reeks betalingen en de reeks van daaraan verbonden datumwaarden. Het eerste datumpaar definieert het begin van het betalingsschema. Alle andere datumwaarden moeten later zijn, maar hoeven niet op volgorde te staan. De waardenreeks moet tenminste één negatieve en één positieve waarde bevatten (ontvangsten en stortingen).
Schatting (optioneel) is een schatting die kan worden ingevoerd voor de interne eindrente. Standaard is 10%.
Voorbeeld
Berekening van de inherente aflossingssnelheid voor de volgende vijf betalingen:
A |
B |
C |
|
1 |
01-01-2001 |
-10000 |
Ontvangen |
2 |
02-01-2001 |
2000 |
Gestort |
3 |
15-03-2001 |
2500 |
|
4 |
12-05-2001 |
5000 |
|
5 |
10-08-2001 |
1000 |
=IR.SCHEMA(B1:B5; A1:A5; 0.1) geeft 0,1828 terug.
KOERS
Geeft als resultaat het vaste rentepercentage per periode van een annuïteit.
Syntaxis
KOERS(NPer; Bet; HW; TW; Type; Schatting)
APer is het totale aantal perioden gedurende welke betalingen worden verricht (betalingsperioden).
RB is de constante betaling (terugkerend) die gedurende elke periode is betaald.
HW is de contante waarde in de reeks van betalingen.
TW (optioneel) is de toekomstige waarde, die wordt bereikt aan het einde van de periodieke betalingen.
Type (optioneel) is de betaaldatum van de periodieke betaling, aan het begin of aan het einde van een periode.
Schatting (optioneel) bepaalt de geschatte waarde van de rente met doorlopende berekening.
In de functies van LibreOffice Calc kunnen "optionele" parameters alleen weggelaten worden wanneer er geen parameter volgt. In een functie met vier parameters waarvan de laatste twee als "optioneel" gemarkeerd zijn, kunt u bijvoorbeeld parameter 4 of parameter 3 en 4 weglaten, maar niet alleen parameter 3.
Voorbeeld
Wat is het gelijkblijvende rentepercentage voor een betalingsperiode van 3 termijnen als regelmatig 10 valutaeenheden worden betaald en de huidige geldswaarde 900 valutaeenheden is.
=KOERS(3;10;900) = -75,63% De rentekoers is daarom 75,63%.
NHW2
Berekent de kapitaalwaarde (netto contante waarde) voor een lijst van betalingen die op verschillende datums vallen. De berekening is gebaseerd op basis van een jaar met 365 dagen, waarbij schrikkeljaren genegeerd worden.
Als de betalingen op regelmatige basis plaatsvinden, gebruikt u functie NVP.
Syntaxis
NHW2(Koers; Waarden; Datums)
Koers is de interne eindkoers voor de betalingen.
Waarden en Datums verwijzen naar een reeks betalingen en de reeks van daaraan verbonden datumwaarden. Het eerste datumpaar definieert het begin van het betalingsschema. Alle andere datumwaarden moeten later zijn, maar hoeven niet op volgorde te staan. De waardenreeks moet tenminste één negatieve en één positieve waarde bevatten (ontvangsten en stortingen)
Voorbeeld
Berekening van de netto huidige waarde voor de hierboven genoemde vijf betalingen voor een mogelijke aflossingssnelheid van 6%.
=NHW2(0,06;B1:B5;A1:A5) geeft 323,02 terug.
NPER
Geeft als resultaat het aantal termijnen voor een investering op basis van periodieke, vaste betalingen en een vast rentepercentage.
Syntaxis
NPER(Koers; Bet; HW; TW; Type)
Rente is het periodieke rentepercentage.
RB is de constante betaling (terugkerend) die gedurende elke periode is betaald.
HW is de contante geldwaarde op dit moment in een reeks van betalingen.
TW (optioneel) is de toekomstige waarde, die wordt bereikt aan het einde van de laatste periode.
Type (optioneel) is de betaaldatum van de betaling aan het begin of aan het einde van de periode.
In de functies van LibreOffice Calc kunnen "optionele" parameters alleen weggelaten worden wanneer er geen parameter volgt. In een functie met vier parameters waarvan de laatste twee als "optioneel" gemarkeerd zijn, kunt u bijvoorbeeld parameter 4 of parameter 3 en 4 weglaten, maar niet alleen parameter 3.
Voorbeeld
Op hoeveel betalingstermijnen zal een betalingsperiode met een periodiek rentepercentage van 6%, een periodieke betaling van 153.75 valutaeenheden en een huidige geldswaarde van 2.600 valutaeenheden van toepassing zijn.
=NPER(6%;153,75;2600) = -12,02. De betalingsperiode omvat 12,02 perioden.
RENTEPERCENTAGE
Berekent de jaarlijkse rentevoet die verkregen wordt wanneer een waardepapier (of ander item) aangekocht wordt tegen beleggingswaarde en verkocht wordt tegen aflossingswaarde. Er wordt geen rente betaald.
Syntaxis
RENTEPERCENTAGE(Aankoopdatum; Vervaldatum; Investering; Aflossingswaarde; Basis)
Aankoopdatum is de datum van aankoop van het waardepapier.
Vervaldatum is de datum waarop het waardepapier wordt verkocht.
Investering is de aankoopsom.
Aflossingswaarde is de verkoopprijs.
Voorbeeld
Een schilderij wordt gekocht op 15-01-1990 voor 1 miljoen en verkocht op 5-05-2002 voor 2 miljoen. De basis is dagelijkse balansberekening (basis = 3). Wat is het gemiddelde jaarlijkse renteniveau?
=RENTEPERCENTAGE("15-01-1990"; "05-05-2002"; 1000000; 2000000; 3) geeft 8,12% terug.
TOEK.WAARDE2
Berekent de geaccumuleerde waarde van het beginkapitaal voor een reeks periodiek veranderende rentevoeten.
Syntaxis
TOEK.WAARDE2(Hoofdsom; Schema)
Hoofdsom is het startkapitaal.
Schema is een reeks rentekoersen, bijvoorbeeld als een bereik H3:H5 of als een (Lijst) (zie voorbeeld).
Voorbeeld
1000 valutaeenheden zijn gedurende drie jaar geinvesteerd geweest. De rentepercentages waren 3%, 4% en 5% per jaar. Wat is de waarde na drie jaar?
=TOEK.WAARDE2(1000;{0,03;0,04;0,05}) geeft 1124,76 terug.
TW
Geeft als resultaat de toekomstige waarde van een investering op basis van periodieke, vaste betalingen en een vast rentepercentage (Toekomstige Waarde).
Syntaxis
TW(Koers; NPer; RMB; HW; Type)
Rente is het periodieke rentepercentage.
NPer is het totale aantal perioden (betalingsperioden).
RB is de constante betaling (terugkerend) die regelmatig per periode is betaald.
HW (optioneel) is de (huidige) contante waarde van een investering.
Type (optioneel) definieert of betaald moet worden aan het begin of einde van een periode.
In de functies van LibreOffice Calc kunnen "optionele" parameters alleen weggelaten worden wanneer er geen parameter volgt. In een functie met vier parameters waarvan de laatste twee als "optioneel" gemarkeerd zijn, kunt u bijvoorbeeld parameter 4 of parameter 3 en 4 weglaten, maar niet alleen parameter 3.
Voorbeeld
Wat is de waarde aan het eind van een investering als het rentepercentage 4% is en de betalingtermijn twee jaren is bij een periodieke betaling van 750 valutaeenheden. De investering heeft een huidige waarde van 2500 valutaeenheden.
=TW(4%;2;750;2500) = -4234,00 valutaeenheden. De waarde aan het einde van de investering is 4234,00 valutaeenheden.
VDB
Geeft als resultaat de afschrijving van activa over een bepaalde periode of gedeelte van een periode met behulp van de variabel afnemende balansmethode.
Syntaxis
VDB(Kosten; Restwaarde; Levensduur; S; Einde; Factor; GeenWissel)
Kosten is de initiële waarde van een goed.
Restwaarde is de waarde van een goed aan het eind van de afschrijving.
Levensduur is de afschrijvingsduur van het goed.
S is het begin van de afschrijving. A moet in dezelfde datumeenheid worden ingevoerd als de duur.
Einde is het einde van de afschrijving.
Factor (optioneel) is de afschrijvingsfactor. Factor = 2 is dubbele afschrijving.
GeenWissel is een optionele parameter. GeenWissel = 0 (standaard) betekent een wissel naar een lineaire afschrijving. Bij GeenWissel = 1 wordt er niet gewisseld.
In de functies van LibreOffice Calc kunnen "optionele" parameters alleen weggelaten worden wanneer er geen parameter volgt. In een functie met vier parameters waarvan de laatste twee als "optioneel" gemarkeerd zijn, kunt u bijvoorbeeld parameter 4 of parameter 3 en 4 weglaten, maar niet alleen parameter 3.
Voorbeeld
Hoeveel bedraagt de tweemaal zo snelle afnemende balansafschrijving over een periode als de initiële kosten 35,000 valutaeenheden bedragen en de waarde aan het eind van de afschrijving 7,500 valutaeenheden is. De afschrijvingsperiode is 3 jaar. De afschrijving van de 10de naar de 20ste periode wordt berekend.
=VDB(35000;7500;36;10;20;2) = 8603,80 valutaeenheden. De afschrijving gedurende de periode tussen de 10e en de 20e periode is 8.603,80 valutaeenheden.
ZGZ
Berekent het rentepercentage dat de winst (rendement) van een investering weergeeft.
Syntaxis
ZGZ(P; HW; TW)
P is het aantal perioden dat nodig is om de rentekoers te berekenen.
HW is de tegenwoordige (huidige) waarde. De contante waarde is de storting van contanten of de huidige contante waarde in een andere vorm. Als stortingswaarde moet een positieve waarde worden ingevoerd; de storting mag niet 0 of <0 zijn.
TW bepaalt wat gewenst is als de contante waarde van de storting.
Voorbeeld
Voor vier termijnen (jaren) en een contante geldswaarde van 7500 valutaeenheden moet het rentepercentage worden berekend als de toekomstige waarde 10000 valutaeenheden moet zijn.
=ZGZ(4;7500;10000) = 7,46 %
Het rentepercentage moet 7,46 % zijn wanneer 7500 valutaeenheden in 4 jaren 10000 valutaeenheden moeten worden.