Werkbalk OLE-object
De werkbalk OLE-object verschijnt als er objecten zijn geselecteerd en bevat de belangrijkste functies voor de opmaak en positionering van objecten.
Wijst een opmaakprofiel aan de huidige alinea, aan de geselecteerde alinea's of aan een geselecteerd object toe.
|
Alineaopmaakprofiel instellen
|
Plaatst het object op een aparte regel in het document. De tekst in het document verschijnt boven en onder het object, maar niet aan de zijkanten ervan. U kunt deze instelling ook op het tabblad Omloop maken.
|
Terugloop uit
|
Laat tekst aan alle vier kanten van de framerand van het object omlopen.Dit pictogram komt overeen met de optie Pagina-omloop op het tabblad Omloop.
|
Terugloop aan
|
Plaatst het object vóór de tekst.U kunt hetzelfde effect bereiken via het tabblad Omloop.
|
Doorloop
|
Lijnt de linkerranden van de geselecteerde objecten uit. Als er slechts één object in Draw of Impress is geselecteerd, wordt de linkerrand van het object op de linkerpaginamarge uitgelijnd.
|
Links
|
Centreert de geselecteerde objecten horizontaal. Als slechts één object is geselecteerd in Draw of Impress, wordt het midden van het object uitgelijnd op het horizontale midden van de pagina.
|
Gecentreerd
|
Lijnt de rechter randen van de geselecteerde objecten uit. Als er slechts één object in Draw of Impress is geselecteerd, wordt de rechter rand van het object op de rechter paginamarge uitgelijnd.
|
Rechts
|
Lijnt de bovenkant van de geselecteerde objecten verticaal uit. Als slechts één object is geselecteerd in Draw of Impress, wordt de bovenkant van het object uitgelijnd op de bovenste paginamarge.
|
Boven
|
Centreert de geselecteerde objecten verticaal. Als slechts één object is geselecteerd in Draw of Impress, wordt het midden van het object uitgelijnd op het verticale midden van de pagina.
|
Gecentreerd
|
Lijnt de onderzijden van de geselecteerde objecten verticaal uit. Als slechts één object is geselecteerd in Draw of Impress, wordt de onderkant van het object uitgelijnd op de onderste paginamarge.
|
Beneden
|
Klik op het pictogram Randen om de werkbalk Randen te openen waarop u de rand van een bladgebied of een object kunt wijzigen.
|
Randen
|
Klik op dit pictogram om de werkbalk Lijnstijl te openen. U kunt nu de randlijnstijl wijzigen.
|
Lijnstijl
|
Klik op het pictogram Kleur randlijn om de werkbalk Randlijn te openen waarmee u de randkleur van een object kunt veranderen.
|
Lijnkleur (van de rand)
|
Opent een dialoogvenster waarin u de eigenschappen van het geselecteerde object kunt wijzigen, bijvoorbeeld de grootte en de naam.
|
Objecteigenschappen
|
Plaatst het geselecteerde object boven in de stapelvolgorde, zodat het object zich vóór de andere objecten bevindt.
|
Vooraan
|
Plaatst het geselecteerde object achter in de stapelvolgorde, zodat het object zich achter de andere objecten bevindt.
|
Achteraan
|
Hiermee kunt u tussen verankeringsopties schakelen.
|
Verankering wisselen
|