Algemene sneltoetsen in LibreOffice
Sneltoetsen gebruiken
In veel gevallen kunt efficiënter met uw programma werken door gebruik te maken van sneltoetsen. De sneltoetsen Command+OCtrl+O worden bijvoorbeeld naast het item Openen in het menu Bestand weergegeven. Als u een bestand wilt openen met gebruik van de sneltoetsen, houdt u CommandCtrl ingedrukt terwijl u op de toets O drukt. Laat beide toetsen los nadat het dialoogvenster is verschenen.
In uw toepassing kunt u voor bijna alle beschikbare bewerkingen kiezen tussen het gebruik van de muis of van het toetsenbord.
Menu's met sneltoetsen oproepen
Sommige letters op de menubalk zijn onderstreept. U kunt direct toegang tot deze menu's krijgen door ALT en de toets van de onderstreepte letter tegelijkertijd in te drukken. Zodra het menu is geopend, ziet u meer onderstreepte letters. U kunt deze menu-items direct openen door alleen op de toets van de onderstreepte letter te drukken.
Sneltoetsen gebruiken om dialoogvensters te bedienen
Er is altijd een element belicht in elk dialoogvenster - meestal weergegeven met een onderbroken rand. Dit element, dat zowel een knop, een optie veld, een item in een keuzelijst of een selectievakje kan zijn, wordt daardoor eruit gelicht. Als de focus op een knop ligt, voert drukken op Enter het uit, alsof je er op had geklikt. Een selectievakje is te wisselen door op de spatiebalk te drukken. Als een optieveld de focus heeft, gebruikt u de pijltoetsen om het geactiveerde optieveld in dat gebied te wijzigen. Gebruik de Tab-toets om van de ene element of gebied naar de volgende te gaan, gebruik Shift + Tab om in de omgekeerde richtingte gaan.
Als u op ESC drukt, wordt het dialoogvenster gesloten zonder de wijzigingen op te slaan. Als u de focus op een knop plaatst, wordt niet alleen een stippellijn om de naam van de knop weergegeven, maar wordt ook een dikkere schaduw onder de geselecteerde knop afgebeeld. Hiermee wordt aangegeven dat als u het dialoogvenster sluit door op Enter te drukken, dit het equivalent is van klikken met de muis.
Sneltoetsen voor muishandelingen
Als u gebruik maakt van slepen en neerzetten, selecteren met de muis of klikken op objecten en namen, kunt u Shift, CommandCtrl en in enkele gevallen OptionAlt gebruiken om meer functies weer te geven. De gewijzigde functies die beschikbaar zijn bij het ingedrukt houden van de toetsen tijdens slepen en neerzetten, worden aangegeven door de andere vorm van de muiswijzer. Wanneer u bestanden of andere objecten selecteert, kan de selectie worden uitgebreid met behulp van bovengenoemde toetsen. De functies worden uitgelegd waar van toepassing. De beschikbaarheid van deze functie is afhankelijk van X-vensterbeheer.
Praktische tekstinvoervelden
-
U kunt een contextmenu openen dat een aantal van de meest gebruikte opdrachten bevat.
-
Gebruik de sneltoetsen CommandCtrl+Shift+S om het dialoogvensterSpeciale tekens te openen, voor het invoegen van meer speciale tekens.
-
Gebruik CommandCtrl+A om de volledige tekst te selecteren. Gebruik de toets met de linker- of rechterpijl om de selectie te verwijderen.
-
Dubbelklik op een woord om dit te selecteren.
-
Als u driemaal in een tekstinvoerveld klikt, wordt het volledige veld geselecteerd. Als u driemaal in een tekstdocument klikt, wordt de huidige zin geselecteerd.
-
Gebruik CommandCtrl+Del om alles te verwijderen, vanaf de cursorpositie tot en met het einde van het woord.
-
Wanneer u CommandCtrl en de pijltoets naar links of rechts gebruikt, springt de cursor van woord naar woord; als u tegelijkertijd de Shift-toets ingedrukt houdt, wordt het ene na het andere woord geselecteerd.
-
Insert wordt gebruikt om tussen de modus voor invoegen en de modus voor overschrijven te schakelen.
-
Slepen en neerzetten kan binnen en buiten een tekstvak worden gebruikt.
-
De sneltoetscombinatie CommandCtrl+Z wordt gebruikt om wijzigingen één voor één ongedaan maken, tot de staat van de tekst hersteld is tot die voorafgaande aan de eerste wijziging.
-
LibreOffice bevat de functie Woordinvulling die automatisch wordt geactiveerd in bepaalde tekst en keuzelijsten. Als u bijvoorbeeld c:\a in het URL-veld invoert, wordt met de functie Woordinvulling het eerste bestand of de eerst gevonden map weergegeven op het C-station beginnend met de letter "a".
-
Gebruik de pijltoets omlaag om door de andere bestanden en mappen te bladeren. Gebruik de rechterpijltoets om ook een bestaande submap in het URL-veld weer te geven. 'Snelle woordinvulling' is beschikbaar als u op de End-toets drukt nadat u de URL gedeeltelijke ingevoerd hebt. Wanneer u het gewenste programma, het document of de map eenmaal hebt gevonden, drukt u op Enter.
Macro's onderbreken
Als u een macro die momenteel wordt uitgevoerd wilt beëindigen, drukt u op CommandCtrl+Shift+Q.
Lijst met algemene sneltoetsen in LibreOffice
De sneltoetsen worden aan de rechterzijde van de menulijsten naast de corresponderende menuopdracht getoond. (Niet alle genoemde toetsen voor het bedienen van dialoogvensters zijn op de Macintosh beschikbaar.)
Sneltoetsen voor het regelen van dialogen
Sneltoetsen |
Effect |
Enter-toets |
De knop waarop de focus is geplaatst in een dialoogvenster activeren. |
Esc |
De actie stoppen of het dialoogvenster sluiten. In de Help van LibreOffice: één niveau omhoog. |
Spatiebalk |
Het actieve selectievakje in een dialoogvenster in- of uitschakelen. |
Pijltoetsen |
Het veld voor het actieve besturingselement wijzigen in de selectie van een optie in een dialoogvenster. |
Tab |
Verplaatst de focus naar de volgende sectie of het volgende element in een dialoogvenster. |
Shift+Tab |
De focus naar het voorgaande gedeelte of element in een dialoogvenster verplaatsen. |
OptionAlt+pijl omlaag |
De lijst van het besturingsveld openen dat momenteel is geselecteerd in een dialoogvenster. Deze sneltoetsen zijn niet alleen van toepassing op keuzelijsten met invoervakken, maar ook op pictogramknoppen met pop-upmenu's. U kunt een geopende lijst sluiten met Esc. |
Sneltoetsen voor het beheren van documenten en vensters
Sneltoetsen |
Effect |
CommandCtrl+O |
Een document openen. |
CommandCtrl+S |
Het huidige document opslaan. |
CommandCtrl+N |
Een nieuw document maken. |
CommandCtrl+Shift+N |
Opent het dialoogvenster Sjablonen. |
CommandCtrl+P |
Drukt het document af. |
CommandCtrl+F |
Activeert de werkbalk Find. |
CommandCtrl+H |
Het dialoogvenster Zoeken en vervangen openen. |
CommandCtrl+Shift+F |
Naar de laatst ingevoerde zoekterm zoeken. |
Ctrl+Shift+J |
Schakelt de weergave tussen schermvullende modus en normale modus in Writer of Calc |
CommandCtrl+Shift+R |
De documentweergave verversen. |
CommandCtrl+Shift+I |
Schakel de selectiecursor in alleen-lezen tekst in of uit. |
F1 |
Start de LibreOffice Help In de Help voor LibreOffice: naar de hoofdpagina van de Help springen. |
Shift+F1 |
Context Help |
Shift+F2 |
Uitgebreide Help activeren voor de geselecteerde opdracht, het geselecteerde pictogram of het geselecteerde besturingselement. |
F6 |
Stelt de focus in het volgende subvenster in (bijvoorbeeld document-/gegevensbronweergave) |
Shift + F6 |
Stelt de focus in het vorige subvenster in. |
F10 |
Het eerste menu activeren (menu Bestand) |
Shift+F10 |
Het contextmenu openen. |
CommandCtrl+F4 of OptionAlt+F4 |
Het huidige document sluiten (LibreOffice sluiten wanneer het laatste geopende document wordt gesloten) |
CommandCtrl+Q |
De toepassing afsluiten. |
Sneltoetsen voor het bewerken of het opmaken van documenten
Sneltoetsen |
Effect |
CommandCtrl+Tab |
Wanneer de cursor aan het begin van een kop is geplaatst, wordt er een tabpositie ingevoegd. |
Enter (als er een OLE-object is geselecteerd) |
Het geselecteerde OLE-object activeren. |
Invoeren (als er een tekenobject of tekstobject is geselecteerd) |
De modus voor tekstinvoer activeren. |
CommandCtrl+X |
De geselecteerde items knippen. |
CommandCtrl+C |
De geselecteerde items kopiëren. |
CommandCtrl+V |
Plakt vanaf het klembord. |
Command+OptionCtrl+Alt+Shift+V |
Plakt niet opgemaakte tekst vanaf het klembord. De tekst wordt geplakt met de opmaak die aanwezig is op het punt van invoegen. |
CommandCtrl+Shift+V |
Opent het dialoogvenster Plakken speciaal. |
CommandCtrl+A |
Alles selecteren. |
CommandCtrl+Z |
De laatste bewerking ongedaan maken. |
Command+Shift+ZCtrl+Y |
De laatste bewerking herhalen. |
CommandCtrl+Shift+Y |
Herhaalt de laatste opdracht. |
CommandCtrl+I |
Het attribuut Cursief wordt toegepast op het geselecteerde gebied. Als de cursor zich in een woord bevindt, wordt alleen dit woord cursief gemaakt. |
CommandCtrl+B |
Het attribuut Vet wordt toegepast op het geselecteerde gebied. Als de cursor zich in een woord bevindt, wordt ook dit woord vet gemaakt. |
CommandCtrl+U |
Het attribuut Onderstreept wordt toegepast op het geselecteerde gebied. Als de cursor zich in een woord bevindt, wordt dit woord ook onderstreept. |
⌃MCtrl+M |
Verwijdert directe opmaak van geselecteerde tekst of objecten (werkt als Opmaak - Directe opmaak wissen) |
Sneltoetsen in de Galerij
Sneltoetsen |
Resultaat |
Tab |
Verplaatsen tussen bereiken. |
Shift+Tab |
Verplaatsen tussen bereiken (achterwaarts) |
Sneltoetsen in het gebied Nieuw onderwerp van de Galerij:
Sneltoetsen |
Resultaat |
Pijl naar boven |
De selectie één omhoog verplaatsen. |
Pijl naar beneden |
De selectie omlaag verplaatsen. |
CommandCtrl+Enter |
Opent het dialoogvenster Eigenschappen. |
Shift+F10 |
Een contextmenu openen. |
CommandCtrl+U |
Het geselecteerde thema vernieuwen. |
CommandCtrl+R |
Opent het dialoogvenster Titel invoeren. |
CommandCtrl+D |
Het geselecteerde thema verwijderen. |
Invoegen |
Voegt een nieuw thema in |
Sneltoetsen in het voorbeeldgebied van de Galerij:
Sneltoetsen |
Resultaat |
Home |
Naar het eerste item springen. |
End |
Naar het laatste item springen. |
Pijl naar links |
Het volgende galerij-onderwerp links selecteren. |
Pijl naar rechts |
Het volgende galerij-onderwerp rechts selecteren. |
Pijl naar boven |
Het volgende (bovenstaande) galerij-onderwerp selecteren. |
Pijl naar beneden |
Het volgende (onderstaande) galerij-onderwerp selecteren. |
Page Up |
Scroll één scherm omhoog. |
Page Down |
Eén scherm naar beneden schuiven. |
CommandCtrl+Shift+Insert |
Het geselecteerde object als gekoppeld object in het huidige document invoegen. |
CommandCtrl+I |
Een kopie van het geselecteerde object in het huidige document invoegen. |
CommandCtrl+T |
Opent het dialoogvenster Titel invoeren. |
CommandCtrl+P |
Schakelen tussen de weergave voor thema's en de weergave voor objecten. |
Spatiebalk |
Schakelen tussen de weergave voor thema's en de weergave voor objecten. |
Enter |
Schakelen tussen de weergave voor thema's en de weergave voor objecten. |
Stap achteruit (alleen in objectweergave) |
Teruggaan naar het hoofdoverzicht. |
Rijen en kolommen selecteren in een gegevenstabel (geopend met F4)
Sneltoetsen |
Resultaat |
Spatiebalk |
Schakelt de rijselectie in en uit, behalve wanneer de rij zich in de bewerkingmodus bevindt. |
CommandCtrl+Spatiebalk |
Schakelen tussen rijselectie |
Shift+spatiebalk |
De huidige kolom selecteren |
CommandCtrl+Page Up |
Verplaatst de cursor naar de eerste rij |
CommandCtrl+Page Down |
Verplaatst de cursor naar de laatste rij |
Sneltoetsen voor tekenobjecten
Sneltoetsen |
Resultaat |
Selecteer de werkbalk met F6. Gebruik de pijl omlaag en pijl naar rechts om het gewenste werkbalkpictogram te selecteren en druk op CommandCtrl+Enter |
Een tekenobject invoegen. |
Selecteer het document met CommandCtrl+F6 en druk op Tab |
Een tekenobject selecteren. |
Tab |
Het volgende tekenobject selecteren. |
Shift+Tab |
Het vorige tekenobject selecteren. |
CommandCtrl+Home |
Het eerste tekenobject selecteren. |
CommandCtrl+End |
Het laatste tekenobject selecteren. |
Esc |
De selectie van tekenobjecten beëindigen. |
Esc (in modus voor greepselectie) |
De modus voor greepselectie afsluiten en terugkeren naar de modus voor objectselectie. |
Pijl omhoog/omlaag/links/rechts |
Het geselecteerde punt verplaatsen (de functies voor uitlijning op het raster worden tijdelijk uitgeschakeld, maar de eindpunten worden nog steeds op elkaar uitgelijnd). |
OptionAlt+pijl omhoog/omlaag/naar links/naar rechts |
Verplaatst het geselecteerde tekenobject met één pixel (in selectiemodus) De grootte van een tekenobject wijzigen (in modus voor greepselectie) Draait een tekenobject (in draaimodus) Het eigenschappendialoogvenster openen voor een tekenobject. De modus voor puntselectie activeren voor het geselecteerde tekenobject. |
Spatiebalk |
Een punt van het tekenobject selecteren (in modus voor puntselectie)/selectie annuleren. Het geselecteerde punt knippert één keer per seconde. |
Shift+spatiebalk |
Een extra punt selecteren in de modus voor puntselectie. |
CommandCtrl+Tab |
Het volgende punt van het tekenobject selecteren (modus voor puntselectie) In de rotatiemodus kunt u ook het midden van de rotatie selecteren. |
CommandCtrl+Shift+Tab |
Het vorige punt van het tekenobject selecteren (modus voor puntselectie) |
CommandCtrl+Enter |
Er wordt een nieuw tekenobject met standaardgrootte in het midden van de huidige weergave geplaatst. |
CommandCtrl+Enter bij het pictogram Selectie |
Het eerste tekenobject in het document activeren. |
Esc |
Laat de modus voor puntselectie geactiveerd. Het tekenobject wordt naderhand geselecteerd. Een punt van een tekenobject bewerken (modus voor puntbewerking) |
Elke willekeurige tekst of numerieke sleutel |
Als een tekenobject is geselecteerd, wordt de bewerkingsmodus geactiveerd en wordt de cursor aan het einde van de tekst in het tekenobject geplaatst. Er wordt een afdrukbaar teken ingevoegd. |
OptionAlt-toets tijdens het maken of schalen van een grafisch object |
De positie van het midden van het object is vastgezet. |
Shift-toets bij het maken of schalen van een grafisch object |
De verhouding van de breedte tot de hoogte van het object is vastgezet. |